Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit 2013 tonen

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt. Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan. Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materië

Het Waldorf Astoria op 16 april 1957

Ik doe mijn best mij thuis te voelen in deze suite met mijn eigen meubels en mijn eigen mopshonden, de schatten, die op het tapijt verharen en hun behoefte doen, maar het blijft een hotel. Soms vraag ik me af of mijn eigen personeel hier wel bij de les blijft, of ze alles wel net zo goed strijken en boenen als in Parijs. Het Waldorf Astoria op 16 april 1957. David steekt nog een sigaret op en beent naar zijn eigen slaapvertrek, ik hoor zijn voetstappen wegsterven via de hal door de geopende deuren. Ik blijf voor mijn opmaaktafel zitten. Makeup – zoals altijd – in orde, donkerrode lipstick en mooi zwart aangezette wenkbrauwen zodat ze goed bij mijn weelderige zwarte haar passen. Nu ik ouder word moet ik beter op mijn nek passen, die enigszins strak houden straks als de fotograaf er is. Het lijkt zo gauw een kippennek. Ik beweeg mijn hoofd dichter naar de spiegel en kijk mij aan. Oh, de verloren jaren, wat een verspilling. Als David toen in ’36 maar niet… hij is altijd een puber gebl

Nederlanders zijn gelukkig

De bel gaat, de afspraak is er. Op één of andere manier is de protagonist terecht gekomen op een lijstje mensen dat ondervraagd wordt voor de broodnodige statistische informatie over "de Nederlander". De protagonist opent met de knop op de intercom de deur van het gebouw en loopt de galerij op om de dame tegemoet te komen in het trappenhuis. Het is de derde en laatste keer dat ze langs komt. Onberispelijk gekleed maar wat moeilijk ter been komt ze de trappen op en volgt de protagonist naar binnen. Iets te drinken aanbieden doet de protagonist wel maar hij weet al dat ze "nee" zegt. Kennelijk hoort dat niet bij het interview. Ze houdt zelfs haar jas aan. Ze pakt haar laptop, klapt hem open op de campingtafel in de keuken en wacht tot hij opgestart is en ze kan inloggen in haar ondervraag-omgeving. De protagonist pakt zijn mok koffie van het aanrecht en gaat tegenover haar zitten. Anderhalf jaar geleden werd de protagonist gevraagd of hij met dit onderzoek mee wil

In een trein

In een trein. Het is nacht, het interieur zonder lampen is duister. Gestaag trekken maanverlichte bomen voorbij, daarachter velden met soms een donkere boerderij. Het rijtuig kraakt, de bankjes zijn niet erg comfortabel. Het is een oude trein, het venster met de hand geopend zakt helemaal weg in de wand van de trein. Je zou door de opening naar buiten kunnen klimmen, maar ondanks het kalme tempo lijkt me dat niet veilig. Af en toe waait er scherpe rook naar binnen. Gedempt door het in cadans ratelen van de wielstellen hoor ik in de verte het puffen van de stoomlocomotief. Als het niet middenin de nacht was zou dit een uitje kunnen zijn van de plaatselijke stoomtreinvereniging. Maar dan zouden de reizigers meer uitgelaten zijn. Iedereen zit stilletjes op zijn plek. Ik pak mijn cameratas van mijn schoot, sta op en zet de tas op mijn zitplek. Ik pak mijn camera en leun uit het raam. Het is bewolkt, de wolken zijn groot en koud, beschenen door de maan. Ik breng mijn camera aan mijn oog

Weekdier

De vergelijking dringt zich onmiddelijk op. Aan de lange tafel, bij elkaar geschoven terrastafeltjes, zitten een paar echte exemplaren. De meesten hebben een biertje voor zich maar ook degenen met Cola of Spa rood zijn meer man dan de protagonist. Man omdat ze seks hebben (denkt de protagonist) en overtuigt zijn van hun bestaan. Niet direct hun gelijk, hoewel dat ook meespeelt is niemand domweg koppig of perse ongenuanceerd, maar er leeft duidelijk iets dat zelfvertrouwen met zich meebrengt. De masculiniteit sijpelt uit hun poriën. Het gaat over wapens, of computers, of in het holst van de nacht wakker worden in de gang met de voordeur open, 's ochtends voor het werk naar je toilet stommelen om te ontdekken dat je eigen maaginhoud tegen de wanden gekleefd zit. Leven. De protagonist is een weekdier. Hij stamelt. Een stellige volzin zit er deze avond niet in, zoals de meeste avonden. Hij neemt een slokje van zijn bier, achterover leunend om het gesprek tussen de mannen om hem heen

Wie schrijft die blijft

Een bekende uitspraak, die tegenwoordig sterk aan betekenis heeft ingeboet. 17% van de Nederlanders blogt of heeft een eigen website ( bron ), een veel te groot aantal om allemaal te kunnen b(ek)lijven. Meestal schaam ik mij dan ook dat ik zoveel ruimte op het internet probeer in te nemen met onzinnige bespiegelingen die slechts bijdragen aan de ruis. Het is ook een zoektocht naar erkenning van je bestaan, misschien meer nog dan bevestiging. Ik wil dat mensen mijn werk zien (foto's, schrijfsels) en daarop reageren. Dat ze míj zien dus eigenlijk, zoals iedereen gezien wil worden, maar wel met / door iets dat hij zelf waardevol acht. Elk individueel perspectief kan niet anders dan ervan uitgaan dat het bijzonder is en erkenning verdient. Die erkenning kan er op heel veel manieren zijn, daarvoor hoef je niet in de diepten van het scheppen af te dalen, het is mogelijk je te omringen met mensen die jou erkennen en dat te accepteren. Waarom ik dat simpelweg niet doe kan ik niet met rede

Waarom ik schrijf

Kunst is het grootste goed, dat denk ik althans. De gedachte kwam weer op luisterend naar De schilderijententoonstelling van Moessorgsky. Het biedt de mensheid een perspectief dat op geen andere wijze inzichtelijk gemaakt kan worden. Het is het laatste waar een groep zich mee bezig gaat houden, als de levensomstandigheden gunstig genoeg zijn en de techniek onder controle is. Het is het eerste waar op bezuinigd wordt wanneer het (geestelijk, maar ook economisch) tegenzit. Het biedt reflectie en introspectie door meer in de mens aan te spreken dan de oppervlakkige letterlijkheid van het bestaan. Daarom wil ik al van jongs af aan een bijdrage leveren in dat gebied. Mijn eten en mijn dak boven het hoofd zijn aanwezig. Ik heb een baan waardoor ik dingetjes kan kopen en ik lees wat filosofie, wat ik overdenk. Filosofie vind ik nogal precies, bijna technisch. Je zet jezelf achter je bureau en je gaat overdenken hoe het in elkaar zit. Kunst gaat mijns inziens nog een stapje verder. Je laat je

Toekomst

Schier onvoorstelbaar, de toekomst is, vooral omdat hij niet volgens extrapoleerbare lijnen vanuit het heden verschijnt. In de jaren vijftig van de vorige eeuw dacht men dat we nu in zwevende auto’s zouden rijden en zag men het internet volstrekt niet aankomen. In de middeleeuwen kon je je toch niet voorstellen dat je ooit anders dan te voet of met paard (en wagen) naar je bestemming zou reizen? In met bankjes gevulde stalen slangen met voorop een rook- en vuur uitbrakend monster over glimmende sporen die het hele land doorkruisen? Die locomotieven staan nu alweer in het museum, we hebben immers elektriciteit. Voor een verhaal (ik durf niet te zeggen “roman”) waar ik aan wil beginnen, eens, denk ik na over de toekomst, over pakweg 1000 jaar in eerste instantie. Als eenvoudig mens kun je natuurlijk niet zover vooruit denken. Helemaal niet met alle logaritmische stijgingen, van computerkracht tot bruto nationaal product, in acht genomen. De meeste toekomstverhalen die ik ken bevatten e