Kunst is het grootste goed, dat denk ik althans. De gedachte kwam weer op luisterend naar De schilderijententoonstelling van Moessorgsky. Het biedt de mensheid een perspectief dat op geen andere wijze inzichtelijk gemaakt kan worden. Het is het laatste waar een groep zich mee bezig gaat houden, als de levensomstandigheden gunstig genoeg zijn en de techniek onder controle is. Het is het eerste waar op bezuinigd wordt wanneer het (geestelijk, maar ook economisch) tegenzit. Het biedt reflectie en introspectie door meer in de mens aan te spreken dan de oppervlakkige letterlijkheid van het bestaan.
Daarom wil ik al van jongs af aan een bijdrage leveren in dat gebied. Mijn eten en mijn dak boven het hoofd zijn aanwezig. Ik heb een baan waardoor ik dingetjes kan kopen en ik lees wat filosofie, wat ik overdenk. Filosofie vind ik nogal precies, bijna technisch. Je zet jezelf achter je bureau en je gaat overdenken hoe het in elkaar zit. Kunst gaat mijns inziens nog een stapje verder. Je laat je leiden en creëert een weerslag van de maatschappij, een commentaar op iets bestaands, zonder dat letterlijk te noemen.
Kunst zit in de geest (het oog) van de aanschouwer. Een kleine privé waarheid kan een universele waarheid worden door die aan het daglicht, de geest van de aanschouwers, bloot te stellen. Zo zie ik het althans.
Techniek is bij het maken van kunst misschien ondergeschikt, maar weldegelijk onontbeerlijk. Zonder de juiste techniek valt de visie niet goed uit te drukken.
In een serie getiteld 1000 woorden beschrijf ik telkens een stilstaand beeld. Inmiddels heb ik vier beelden maar deze zijn niet gepubliceerd want als ik teruglees dan voldoet de techniek nog lang niet. Woordkeuze en de volgorde waarop je elementen opvoert zijn zeer belangrijk. Hoe spreek je de fantasie van de consument aan zodat hij zijn bestaan kan verbinden met het kleine stukje dat jij hebt belicht. Ik zie het maar als oefening. Net als mijn serie Categorical imperative waarin een protagonist voor een keuze komt te staan in een wereld zonder geweld en zonder onrecht. De protagonist kiest altijd voor de moreel verantwoorde optie, zodat de wereld zonder geweld en zonder onrecht kan voortbestaan, en alleen daarom. Het zijn korte verhalen en ik heb er pas één (nog niet af ook, alweer grotendeels vanwege gebrekkige techniek).
Wat me bij het schrijven het meest opvalt is dat ik weliswaar na veel moeite een alinea gemaakt kan hebben maar bij teruglezen is deze volkomen ruk. Dit blijkt ook wel uit de paar verhalende blogs die ik wel gepubliceerd heb (op het kookwinkelblog: De vliegende kreeftenschaar en daarna De verleiding en mijn meest bloedige poging Halloween). Het leest moeizaam, je vormt je nauwelijks een beeld van wat er aan de hand is. Het onderwerp spreekt niet tot de verbeelding. Het taalgebruik is weinig poëtisch, waardoor er geen ruimte is om het beeld groots in te vullen, zelf toe te passen. Net als mijn fotografie blijf ik te letterlijk bij de betekenis van zaken. In verband daarmee citeer ik graag een stukje dat ik las in De duizelingwekkende jaren van Philipp Blom die Brjoesov citeert:
De straat raasde als een storm. De menigten snelden voorbij alsof één of ander onafwendbaar Lot hen op de hielen zat. Auto's, taxi's, bussen ronkten te midden van de rusteloze, eindeloze mensenstroom. Tekens en borden wervelden en vonkten als veranderlijke ogen hoog in de hemel, dertig verschrikkelijke verdiepingen hoog. Wielen suisden voorbij, krantenjongens riepen, zwepen knalden. Opeens tijdens de storm - een hels gefluister. Daar klinkt een vreemd dissonant getrappel, een moordende kreet, een geweldige knal. En dan verschijnt de ruiter. Het paard schiet voorbij. De lucht trilt en de echo klinkt nog na. De tijd huivert en de aanblik is er één van terreur. In letters van vuur staat op de perkamentrol van de ruiter het woord 'dood' geschreven.
Dat is het soort oproepen van beelden dat ik machtig wil worden. Het hangt aan elkaar van woorden die onletterlijk gebruikt worden (veranderlijke ogen, verschrikkelijke verdiepingen, dissonant getrappel, moordende kreet, de tijd huivert). Opvallend in deze gedachtengang is dat ik weer (weer!) de zaken met een omtrekkende beweging benader, vanbuitenaf, kijkend naar techniek, probeer ik iets te kunnen dat van binnenuit moet komen. Domweg woorden gebruiken die een bijzondere onletterlijke betekenis krijgen en daarmee de fantasie van de lezer wel móeten aanspreken is natuurlijk niet de oplossing. Dat ruikt naar een maniertje, en maniertjes zijn zelden bestendig of correct, omdat ze losgezongen zijn van het fundament waar de oorspronkelijke uiting op berust en die, vermoed ik, wel een logische verbinding, ook al is die misschien niet inzichtelijk te maken, met een gedachtenwereld heeft.
Nu schrijf ik, of dwing ik mezelf tot schrijven, om te oefenen. Zoals ik fotografeer om te oefenen en muziek maakte om te oefenen. Met het ultieme doel om uiteindelijk wél goed te worden en belangwekkende kunst te creeren (het kan dat dat punt verder in de toekomst ligt dan mijn verscheiden, maar dat is in deze constructie minder van belang, de reis is de bestemming en al dat soort dingen).
Dat doel voor ogen houden is niet eenvoudig, vooral als je in de tussentijd zo lang veroordeeld bent tot het produceren van inspiratieloze drab. Juist het feit dat hetgeen ik nu bij machte ben te doen zo slecht is zou motiverend moeten werken. Maar daarbij zwabber ik teveel heen en weer, dat leidt tot niets. Als het schrijven niet lukt ga ik een foto maken, als dat ontoereikend blijkt open ik weer een documentje om verder te schrijven. Dit alles met langdurige perioden van afleiding zoeken daar tussenin. Perioden die vaak te lang zijn zodat verworven inzichten vergeten worden en een eventuele aanzet tot vaardigheid verkruimelt, voortborduren onmogelijk makend. Die perioden van ledigheid wil ik bekorten. Dat kan misschien door regelmatige dwang.
Ik lees dat veel schrijvers er de voorkeur aan geven in de vroege ochtend te werken. Gelukkig zijn er ook die graag 's avonds werken, maar in de vroege ochtend heeft een voordeel, misschien: je geest is nog fris en dromerig, de banaliteiten en frustraties van een normale dag kleven hem nog niet aan. Hoe dan ook, je leest ook vaak over de strakke werkschema's die schrijvers zich opleggen (ouderwetse schrijvers dan toch). Misschien zou ik ook een paar periodes in de week moeten vastleggen om te schrijven. Niets wachten op inspiratie, want die komt toch niet. Gewoon afdwingen. En als er dan helemaal niets opgeschreven raakt dan in de wetenschap verkeren dat je het toch goed geprobeerd heb en dat de tijd daarom niet verloren is (en wat zou je anders in die tijd gedaan hebben, laten we wel wezen).
Daarom wil ik al van jongs af aan een bijdrage leveren in dat gebied. Mijn eten en mijn dak boven het hoofd zijn aanwezig. Ik heb een baan waardoor ik dingetjes kan kopen en ik lees wat filosofie, wat ik overdenk. Filosofie vind ik nogal precies, bijna technisch. Je zet jezelf achter je bureau en je gaat overdenken hoe het in elkaar zit. Kunst gaat mijns inziens nog een stapje verder. Je laat je leiden en creëert een weerslag van de maatschappij, een commentaar op iets bestaands, zonder dat letterlijk te noemen.
Kunst zit in de geest (het oog) van de aanschouwer. Een kleine privé waarheid kan een universele waarheid worden door die aan het daglicht, de geest van de aanschouwers, bloot te stellen. Zo zie ik het althans.
Techniek is bij het maken van kunst misschien ondergeschikt, maar weldegelijk onontbeerlijk. Zonder de juiste techniek valt de visie niet goed uit te drukken.
In een serie getiteld 1000 woorden beschrijf ik telkens een stilstaand beeld. Inmiddels heb ik vier beelden maar deze zijn niet gepubliceerd want als ik teruglees dan voldoet de techniek nog lang niet. Woordkeuze en de volgorde waarop je elementen opvoert zijn zeer belangrijk. Hoe spreek je de fantasie van de consument aan zodat hij zijn bestaan kan verbinden met het kleine stukje dat jij hebt belicht. Ik zie het maar als oefening. Net als mijn serie Categorical imperative waarin een protagonist voor een keuze komt te staan in een wereld zonder geweld en zonder onrecht. De protagonist kiest altijd voor de moreel verantwoorde optie, zodat de wereld zonder geweld en zonder onrecht kan voortbestaan, en alleen daarom. Het zijn korte verhalen en ik heb er pas één (nog niet af ook, alweer grotendeels vanwege gebrekkige techniek).
Wat me bij het schrijven het meest opvalt is dat ik weliswaar na veel moeite een alinea gemaakt kan hebben maar bij teruglezen is deze volkomen ruk. Dit blijkt ook wel uit de paar verhalende blogs die ik wel gepubliceerd heb (op het kookwinkelblog: De vliegende kreeftenschaar en daarna De verleiding en mijn meest bloedige poging Halloween). Het leest moeizaam, je vormt je nauwelijks een beeld van wat er aan de hand is. Het onderwerp spreekt niet tot de verbeelding. Het taalgebruik is weinig poëtisch, waardoor er geen ruimte is om het beeld groots in te vullen, zelf toe te passen. Net als mijn fotografie blijf ik te letterlijk bij de betekenis van zaken. In verband daarmee citeer ik graag een stukje dat ik las in De duizelingwekkende jaren van Philipp Blom die Brjoesov citeert:
De straat raasde als een storm. De menigten snelden voorbij alsof één of ander onafwendbaar Lot hen op de hielen zat. Auto's, taxi's, bussen ronkten te midden van de rusteloze, eindeloze mensenstroom. Tekens en borden wervelden en vonkten als veranderlijke ogen hoog in de hemel, dertig verschrikkelijke verdiepingen hoog. Wielen suisden voorbij, krantenjongens riepen, zwepen knalden. Opeens tijdens de storm - een hels gefluister. Daar klinkt een vreemd dissonant getrappel, een moordende kreet, een geweldige knal. En dan verschijnt de ruiter. Het paard schiet voorbij. De lucht trilt en de echo klinkt nog na. De tijd huivert en de aanblik is er één van terreur. In letters van vuur staat op de perkamentrol van de ruiter het woord 'dood' geschreven.
Dat is het soort oproepen van beelden dat ik machtig wil worden. Het hangt aan elkaar van woorden die onletterlijk gebruikt worden (veranderlijke ogen, verschrikkelijke verdiepingen, dissonant getrappel, moordende kreet, de tijd huivert). Opvallend in deze gedachtengang is dat ik weer (weer!) de zaken met een omtrekkende beweging benader, vanbuitenaf, kijkend naar techniek, probeer ik iets te kunnen dat van binnenuit moet komen. Domweg woorden gebruiken die een bijzondere onletterlijke betekenis krijgen en daarmee de fantasie van de lezer wel móeten aanspreken is natuurlijk niet de oplossing. Dat ruikt naar een maniertje, en maniertjes zijn zelden bestendig of correct, omdat ze losgezongen zijn van het fundament waar de oorspronkelijke uiting op berust en die, vermoed ik, wel een logische verbinding, ook al is die misschien niet inzichtelijk te maken, met een gedachtenwereld heeft.
Nu schrijf ik, of dwing ik mezelf tot schrijven, om te oefenen. Zoals ik fotografeer om te oefenen en muziek maakte om te oefenen. Met het ultieme doel om uiteindelijk wél goed te worden en belangwekkende kunst te creeren (het kan dat dat punt verder in de toekomst ligt dan mijn verscheiden, maar dat is in deze constructie minder van belang, de reis is de bestemming en al dat soort dingen).
Dat doel voor ogen houden is niet eenvoudig, vooral als je in de tussentijd zo lang veroordeeld bent tot het produceren van inspiratieloze drab. Juist het feit dat hetgeen ik nu bij machte ben te doen zo slecht is zou motiverend moeten werken. Maar daarbij zwabber ik teveel heen en weer, dat leidt tot niets. Als het schrijven niet lukt ga ik een foto maken, als dat ontoereikend blijkt open ik weer een documentje om verder te schrijven. Dit alles met langdurige perioden van afleiding zoeken daar tussenin. Perioden die vaak te lang zijn zodat verworven inzichten vergeten worden en een eventuele aanzet tot vaardigheid verkruimelt, voortborduren onmogelijk makend. Die perioden van ledigheid wil ik bekorten. Dat kan misschien door regelmatige dwang.
Ik lees dat veel schrijvers er de voorkeur aan geven in de vroege ochtend te werken. Gelukkig zijn er ook die graag 's avonds werken, maar in de vroege ochtend heeft een voordeel, misschien: je geest is nog fris en dromerig, de banaliteiten en frustraties van een normale dag kleven hem nog niet aan. Hoe dan ook, je leest ook vaak over de strakke werkschema's die schrijvers zich opleggen (ouderwetse schrijvers dan toch). Misschien zou ik ook een paar periodes in de week moeten vastleggen om te schrijven. Niets wachten op inspiratie, want die komt toch niet. Gewoon afdwingen. En als er dan helemaal niets opgeschreven raakt dan in de wetenschap verkeren dat je het toch goed geprobeerd heb en dat de tijd daarom niet verloren is (en wat zou je anders in die tijd gedaan hebben, laten we wel wezen).
Reacties
Een reactie posten