Doorgaan naar hoofdcontent

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt.

Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan.

Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materiële verschillen betekenis hebben of gerechtvaardigd zijn verdwijnen jaloezie en inhaligheid. Haat kan alleen gekeerd worden door liefde, niet door nog meer haat, alle kwaad dat men anderen aandoet komt onvermijdelijk terug en staat zo de vooruitgang in de weg.

Gouden tijden breken aan, voorspoed voor iedereen. Bloeiende kunsten en wetenschappen, mensen gaan eindelijk bestaan op hun geestelijk vlak, waar ze al die tijd al voor bedoeld zijn. Mijn heerschappij zal volledig zijn en liefdevol. Op dat moment haal ik een truc uit waarbij figuren als Dzjenghis Kahn, Shaka Zulu, Hitler, Pol Pot en ga zo maar door, ontmaskerd zullen worden als watjes die slechts in de marge gebroddeld hebben. Geholpen door mijn vriend op het rode paard.

Ik kijk opzij, naar hem. Een lichte bries steekt op en onze mantels wapperen. Verder naast hem zie ik de twee andere ruiters staan, de blikken ook strak en bijna leeg. Het lange wachten eist zijn tol. Ik ga verzitten op mijn paard. De beweging doet haar het hoofd opheffen en even schudden. Ze graast weer verder. Ik kijk vooruit, strak naar de horizon die in nevelen gehuld is. Daar gebeurt nog niets.

Ik verheug mij op het moment dat mijn rijk compleet zal zijn en ik de uitvoerder van straf kan worden. Het wordt ook tijd, we hebben al zoveel samenlevingen zien komen en gaan, zoveel ontwikkelingen op technisch en geestelijk gebied. Zoveel pogingen tot wereldvrede, tot rechtvaardige systemen. Maar alles vervuild en onvolkomen, waardoor afbreuk altijd onafwendbaar was. Ik zal al het kwaad wegnemen en in mijzelf concentreren, zodat buiten alles zuiver is en iedereen nietsvermoedend. Tot ik donderend het startschot geef voor de totale annihilatie. Oh, hoe ik zal losbarsten, de energie! Zwermen insecten, virussen, bacteriën zal ik uit mijn porieën lanceren. Al het brandbare zal ontploffen en verzengen. Zeeën vloedgolven. Niets zal overeind blijven.

Ik kijk weer opzij. Hoeveel jaren zijn er inmiddels voorbij sinds zojuist? Of eeuwen? Mijn vriend die zijn naam niet wil noemen kijkt mij aan. Inktzwarte oogkassen van de strijd. Het grote zwaard langszij, nog in ruststand. Zijn vurige rode paard briest. Hij is mijn opvolger!

De anticipatie is groeiend. De bewoners van de hemelen verwachten het verbreken der zegelen aanstonds. Dat voel ik. De mensheid, die rottigheid, ze hebben het niet gesnapt. Niet op tijd althans. Ik zal het ze laten zien, zeer binnenkort. Jobs, Zuckerberg, Mandela, Obama, mijn profeten. Door imperfectie geplaagde profeten. Drones vliegen als ronkende insecten om dood en verderf te zaaien vanuit een leunstoel. Raketten. Escalatie is onvermijdelijk.

Mijn paard wiebelt. Is het van ongeduld? Ik kijk schuin naar beneden. Brandhaarden, veel brandhaarden. Midden Oosten, Azië. Europa is economisch aan het omvallen, om over Noord Amerika nog maar niet te spreken. Zuid Amerika is een bende. Afrika wordt leeggeroofd door China, dat met militaire middelen haar economische groei probeert te handhaven. Ik zie Syrië, Assad valt, Iran neemt het land in. Israël is boos en herpositioneert raketten, maar wordt onder de voet gelopen. Europa is zeer zwak, slechts Mammon wordt aanbeden, men keert zich af van het wereldtoneel. Genocide in Afrika, in het Midden Oosten, als bloedplassen die zich over de aarde verspreiden. Europa, en haar afgekalfde beschaving, wordt bedreigd. Amerika, verzwakt maar nog in bezit van vele wapens, reageert. Vanuit Europa zie ik een kernraket vliegen. Nee toch?

We moeten nu ingrijpen wil ik mijn heilstaat nog kunnen stichten. Ik kijk naar boven, gebeurt daar al wat? Geen enkele periode uit de geschiedenis waren er zoveel mensen, hebben ze zoveel roofbouw gepleegd en zoveel vuurkracht in handen. Nooit was de samenleving zo onoverzichtelijk en veelkantig. Ik volg de kernraket opnieuw, er zijn er nu meer in de lucht. Ook vanuit het Midden Oosten richting Europa. Wat is dit voor belachelijke onzin, mogen wij deze niet uit de lucht grijpen en mag ik dan alsjeblieft mijn taak volbrengen?

Ik geef mijn paard de sporen, maar het blijft staan, het weet dat het nog geen tijd is. Een kernraket treft doel, althans, een kernraket ontploft vlak boven Iran. Een helle flits. Het vuurrode paard naast mij hinnikt en beweegt onrustig. Nog een flits. Er gaat nu iets hoog in de atmosfeer onderweg naar Amerika zie ik. In Azië gebeurt ook vanalles. Helle flitsen nu overal. De aarde lijkt een draaiende discobal door spots beschenen op het hoogtepunt van het feest. En daarna zwarte wolken en vuur. De blauwgroene planeet kleurt asgrauw. Hier en daar ontstaan en verdwijnen vuurrode vlekken. Luchtdrukverschillen golven over de aardbol en veroorzaken vreemde weersomstandigheden. Dan valt de nucleaire winter in.

Mijn paard rilt, ik ril mee. Dit moet de bevolking gedecimeerd hebben. Ik kijk opzij naar mijn makker, zijn paard is tot rust gekomen, de strijd wacht nog steeds beheerst met het zwaard langszij. Hij kijkt terug. Is het een lege blik, of is hij treurig? We zwijgen. De mens heeft het weer geflikt. Geen apocalyps voorlopig.

Reacties

  1. Een meesterlijk geschreven stuk waarde heer, hulde!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bijzonder goed geschreven, en evenzeer interessant gedachtegoed! Het zou mij nog steeds (inmiddels des te meer) deugd doen als u ooit onderneemt een boek te schrijven ;)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dank u, heren, voor het plaatsen van een commentaar hier! Ik denk dat een boek nogal veel energie zou vergen en in de war komt met mijn strakke schema van nietsdoen en sigaren roken. Daarbij komt dat het mij vreselijk ontbreekt aan materiaal (voor in het boek, inhoud dus). Maar ik ben wel blij dat er potentiële lezers bestaan. Dat helpt.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Och moneer. Wat een geweldig stuk en super geschreven.U kunt het wel

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Het hofje

Op de hoek staat een scheve lantaarnpaal. Ertegenover in het halfdonker staat een aftandse auto met vier wielen op de stoep. Uit het kiertje van het raam van de bestuurder wolkt zo nu en dan de rook van een joint. Je ruikt het ook in de omgeving. Het vermengt met de geur van een vuurtje in iemands tuin. De man in de auto heeft onlangs zijn paardenstaart afgeknipt. Hij heeft nu een vrouw en een kind in één van deze huizen wonen. Een kat zit te schijten in het onkruid bij de zwarte Volvo met lekke band. Verderop vechten twee andere katten iets uit. Eentje heeft nog maar één oog, op de plek van het andere loopt een groot litteken tot aan zijn oor. Hij grijpt met beide voorklauwen de kop van zijn tegenstander beet, als een omhelzing. Die rukt zich los draait om en rent weg. Een gezette man in een vies hemd kijkt toe vanuit zijn slaapkamer, krabt aan zijn ballen en trekt het rolgordijn weer omlaag. Het hoekhuis met de grootste tuin, daar hangt de schutting scheef over de hele lengte. Er z

De postbode

Suizend en rammelend sjezen over een smal zandpaadje op een “delivery bike”: een loodzwaar frame met extra brede wielen en banden en voorop een rek met een bomvol krat en achter zijtassen en op de stevige bagagedrager bovendien een peuter in een ruim bemeten kinderzit die eigenlijk meer weg heeft van een fauteuil. Het paadje loopt af en de snelheid verder op. De bike is fel rood en trilt en stuitert en wordt achterna gezeten door een tweede bestuurd door degene die de weg weet. In de fauteuil heeft de jonge koetsier zich half opgericht in zijn riemen en geeft enthousiast aanwijzingen die vooral neerkomen op “nóg harder!” De protagonist heeft nu geen tijd om zich af te vragen hoe hij in deze situatie terecht is gekomen. Hij wijkt iets uit voor een scheefhangende boom en scheert daarbij langs een struik en daar komt een dwarsverbinding aan: iets wat op een fatsoenlijk fietspad lijkt - “Links!” roept zijn achtervolgster - hij ontwijkt nog wat hoge brandnetels, rakelings langs een kei en