Ik doe mijn best mij thuis te voelen in deze suite met mijn eigen meubels en mijn eigen mopshonden, de schatten, die op het tapijt verharen en hun behoefte doen, maar het blijft een hotel. Soms vraag ik me af of mijn eigen personeel hier wel bij de les blijft, of ze alles wel net zo goed strijken en boenen als in Parijs. Het Waldorf Astoria op 16 april 1957.
David steekt nog een sigaret op en beent naar zijn eigen slaapvertrek, ik hoor zijn voetstappen wegsterven via de hal door de geopende deuren. Ik blijf voor mijn opmaaktafel zitten. Makeup – zoals altijd – in orde, donkerrode lipstick en mooi zwart aangezette wenkbrauwen zodat ze goed bij mijn weelderige zwarte haar passen.
Nu ik ouder word moet ik beter op mijn nek passen, die enigszins strak houden straks als de fotograaf er is. Het lijkt zo gauw een kippennek. Ik beweeg mijn hoofd dichter naar de spiegel en kijk mij aan. Oh, de verloren jaren, wat een verspilling. Als David toen in ’36 maar niet… hij is altijd een puber gebleven, en na zo’n gebaar kon ik niet weigeren met hem te trouwen, zoals hij mij ook duidelijk maakte. Twintig jaar alweer, ik moest mijn controle afgeven en heb die nooit meer goed terug kunnen pakken.
Nou ja, misschien was dat toch het beste, ik werd er niet jonger op en heel veel perspectief had ik buiten David ook niet, als ik eerlijk ben. Ik beweeg mijn hoofd langzaam naar links en bekijk het effect in de spiegel. Mijn ogen lijken wat afstandelijk, maar wat wil je, mijn huid is mooi. Mijn haar is heel mooi, dat is vanochtend goed gekapt.
Ik beweeg mijn hoofd langzaam naar rechts, strek mijn nek en tover een minzame glimlach om mijn mond. Ja dat is niet slecht. Hoeveel foto’s zijn er al van mij, al dan niet met David? Dat moet in de duizenden lopen. We zijn dan ook het beste paar in de hoogste kringen. Via de spiegel zie ik uit mijn ooghoek Dizzy door de slaapkamer trippelen.
Ik roep de lieve mopshond en aai hem over zijn glanzende vacht. Bijna net zo mooi als mijn haar. En nog altijd veel meer rimpels op zijn hoofd dan in mijn nek. David verschijnt in de deuropening. “Had de fotograaf er niet al moeten zijn?” Ik veeg wat hondenharen van de zoom van mijn jurk. Iemand moet even stofzuigen hier, nu. David steekt nog een sigaret op. Dat wordt nog eens zijn dood. Hij staat daar maar en zwijgt verder.
Ik sta op en strijk mijn jurk glad. Een prachtige donkerblauwe designerjurk. Daar ga ik later vandaag weer even wat hoofden mee laten omdraaien. Dizzy rent langs David de hal in om een slaapplekje te zoeken. Ik loop naar mijn man en pak zijn arm, we lopen samen naar de salon. Tegen niemand in het bijzonder zeg ik met stemverheffing “Hondenharen in mijn slaapkamer”, een uniform met een glanzende stofzuiger in het kielzog snelt door de hal.
Juist als wij de salon betreden opent de voordeur, de fotograaf wordt binnengelaten. Hij heeft een artistieke haardos en kijkt nogal streng. Dit wordt een snelle formaliteit, wij weten hoe wij er magnifiek uit kunnen zien op een foto. David drukt zijn sigaret uit, een beetje humeurig omdat de fotograaf te laat is. We gaan voor een blank stuk muur staan en de fotograaf zet zijn toestel neer. Hij steekt zijn hand uit. “Richard” stelt hij zich voor, David schudt de hand en slaat zijn arm daarna over mijn schouder zodat we dadelijk als het meest romantische liefdespaar dat wij zijn geportretteerd kunnen worden.
Richard meet het licht en stelt de camera die recht voor ons staat in. Ondertussen verontschuldigt hij zich voor zijn late aankomst. Zo nu en dan kijkt hij op van zijn matglas met een vorsende blik en om het gesprek gaande te houden. Het lijkt alsof hij inhoud heeft, in tegenstelling tot ons bestaan. “Om hier te komen moest ik een taxi nemen, de vertraging ontstond door een ongeluk” vervolgt hij. Ik veins interesse.
Achter hem langs lopen twee van mijn mopshonden in gestrekte draf achter elkaar richting de keuken, komisch en vertederend. Nu de vertedering op mijn gelaat omzetten in de warme gloed van gelukzaligheid en liefde. Via mijn haar voel ik dat David zijn hoofd langzaam naar mij toe beweegt. “Onderweg reed de taxichauffeur over een hond heen, die stierf ter plekke.” De fotograaf drukt af.
David steekt nog een sigaret op en beent naar zijn eigen slaapvertrek, ik hoor zijn voetstappen wegsterven via de hal door de geopende deuren. Ik blijf voor mijn opmaaktafel zitten. Makeup – zoals altijd – in orde, donkerrode lipstick en mooi zwart aangezette wenkbrauwen zodat ze goed bij mijn weelderige zwarte haar passen.
Nu ik ouder word moet ik beter op mijn nek passen, die enigszins strak houden straks als de fotograaf er is. Het lijkt zo gauw een kippennek. Ik beweeg mijn hoofd dichter naar de spiegel en kijk mij aan. Oh, de verloren jaren, wat een verspilling. Als David toen in ’36 maar niet… hij is altijd een puber gebleven, en na zo’n gebaar kon ik niet weigeren met hem te trouwen, zoals hij mij ook duidelijk maakte. Twintig jaar alweer, ik moest mijn controle afgeven en heb die nooit meer goed terug kunnen pakken.
Nou ja, misschien was dat toch het beste, ik werd er niet jonger op en heel veel perspectief had ik buiten David ook niet, als ik eerlijk ben. Ik beweeg mijn hoofd langzaam naar links en bekijk het effect in de spiegel. Mijn ogen lijken wat afstandelijk, maar wat wil je, mijn huid is mooi. Mijn haar is heel mooi, dat is vanochtend goed gekapt.
Ik beweeg mijn hoofd langzaam naar rechts, strek mijn nek en tover een minzame glimlach om mijn mond. Ja dat is niet slecht. Hoeveel foto’s zijn er al van mij, al dan niet met David? Dat moet in de duizenden lopen. We zijn dan ook het beste paar in de hoogste kringen. Via de spiegel zie ik uit mijn ooghoek Dizzy door de slaapkamer trippelen.
Ik roep de lieve mopshond en aai hem over zijn glanzende vacht. Bijna net zo mooi als mijn haar. En nog altijd veel meer rimpels op zijn hoofd dan in mijn nek. David verschijnt in de deuropening. “Had de fotograaf er niet al moeten zijn?” Ik veeg wat hondenharen van de zoom van mijn jurk. Iemand moet even stofzuigen hier, nu. David steekt nog een sigaret op. Dat wordt nog eens zijn dood. Hij staat daar maar en zwijgt verder.
Ik sta op en strijk mijn jurk glad. Een prachtige donkerblauwe designerjurk. Daar ga ik later vandaag weer even wat hoofden mee laten omdraaien. Dizzy rent langs David de hal in om een slaapplekje te zoeken. Ik loop naar mijn man en pak zijn arm, we lopen samen naar de salon. Tegen niemand in het bijzonder zeg ik met stemverheffing “Hondenharen in mijn slaapkamer”, een uniform met een glanzende stofzuiger in het kielzog snelt door de hal.
Juist als wij de salon betreden opent de voordeur, de fotograaf wordt binnengelaten. Hij heeft een artistieke haardos en kijkt nogal streng. Dit wordt een snelle formaliteit, wij weten hoe wij er magnifiek uit kunnen zien op een foto. David drukt zijn sigaret uit, een beetje humeurig omdat de fotograaf te laat is. We gaan voor een blank stuk muur staan en de fotograaf zet zijn toestel neer. Hij steekt zijn hand uit. “Richard” stelt hij zich voor, David schudt de hand en slaat zijn arm daarna over mijn schouder zodat we dadelijk als het meest romantische liefdespaar dat wij zijn geportretteerd kunnen worden.
Richard meet het licht en stelt de camera die recht voor ons staat in. Ondertussen verontschuldigt hij zich voor zijn late aankomst. Zo nu en dan kijkt hij op van zijn matglas met een vorsende blik en om het gesprek gaande te houden. Het lijkt alsof hij inhoud heeft, in tegenstelling tot ons bestaan. “Om hier te komen moest ik een taxi nemen, de vertraging ontstond door een ongeluk” vervolgt hij. Ik veins interesse.
Achter hem langs lopen twee van mijn mopshonden in gestrekte draf achter elkaar richting de keuken, komisch en vertederend. Nu de vertedering op mijn gelaat omzetten in de warme gloed van gelukzaligheid en liefde. Via mijn haar voel ik dat David zijn hoofd langzaam naar mij toe beweegt. “Onderweg reed de taxichauffeur over een hond heen, die stierf ter plekke.” De fotograaf drukt af.
Reacties
Een reactie posten