Doorgaan naar hoofdcontent

Weekdier

De vergelijking dringt zich onmiddelijk op. Aan de lange tafel, bij elkaar geschoven terrastafeltjes, zitten een paar echte exemplaren. De meesten hebben een biertje voor zich maar ook degenen met Cola of Spa rood zijn meer man dan de protagonist. Man omdat ze seks hebben (denkt de protagonist) en overtuigt zijn van hun bestaan. Niet direct hun gelijk, hoewel dat ook meespeelt is niemand domweg koppig of perse ongenuanceerd, maar er leeft duidelijk iets dat zelfvertrouwen met zich meebrengt. De masculiniteit sijpelt uit hun poriën. Het gaat over wapens, of computers, of in het holst van de nacht wakker worden in de gang met de voordeur open, 's ochtends voor het werk naar je toilet stommelen om te ontdekken dat je eigen maaginhoud tegen de wanden gekleefd zit. Leven.

De protagonist is een weekdier. Hij stamelt. Een stellige volzin zit er deze avond niet in, zoals de meeste avonden. Hij neemt een slokje van zijn bier, achterover leunend om het gesprek tussen de mannen om hem heen te faciliteren. Zijn ruige baard, momenteel tussen flinke stoppels en een echte haardos, warrig schapenhaar, compenseert zijn verwijfdheid niet voldoende om een flinke illusie van mannelijkheid op te hangen. Hij millimetert zijn hoofdhaar zelf doorgaans, maar verzaakte al enkele weken. De gedachte om het lang te laten groeien speelt door zijn hoofd. Een paardestaart. Daarvoor zal hij door de fase van onhandelbare lengte moeten. Waarin zielige plukken alle kanten op zullen wijzen, niet te pletten zelfs met de sterkste gel.

Zijn bril moet bijgesteld worden. Door de warmte glijdt deze te ver naar voren over zijn linker oor. Een nieuwe bril, een meer mannelijke bril, zo dat bestaat, zou dat helpen? En een groter horloge? Om zijn fragiele polsen? Echte mannen hebben lengte en spierkracht. Een gebruinde kop met een stevige kaak. Niet het afgeronde oude vrouwenhoofd en de 167 centimeter van de protagonist. Ware het niet voor zijn baard zou hij een oude trans kunnen zijn. Trek een jurk aan en klaar. Aan de telefoon wordt hem nu al vaak "Dag mevrouw" toegevoegd aan het einde van een gesprek. Vrouwelijkheid zit ook in gebruik van taal en stem. Woordkeuze, meedenken, empathie. Een man laat een boer en neemt nog een teug. De protagonist probeert te leren. Man-zijn is een geestesgesteldheid.

Een dag later bij familie zegt hij "Zal ik een nieuwe bril nemen?". "Denkt hij over een nieuwe bril terwijl hij gratis zijn baard af kan scheren." moppert iemand.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt. Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan. Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materië

Het hofje

Op de hoek staat een scheve lantaarnpaal. Ertegenover in het halfdonker staat een aftandse auto met vier wielen op de stoep. Uit het kiertje van het raam van de bestuurder wolkt zo nu en dan de rook van een joint. Je ruikt het ook in de omgeving. Het vermengt met de geur van een vuurtje in iemands tuin. De man in de auto heeft onlangs zijn paardenstaart afgeknipt. Hij heeft nu een vrouw en een kind in één van deze huizen wonen. Een kat zit te schijten in het onkruid bij de zwarte Volvo met lekke band. Verderop vechten twee andere katten iets uit. Eentje heeft nog maar één oog, op de plek van het andere loopt een groot litteken tot aan zijn oor. Hij grijpt met beide voorklauwen de kop van zijn tegenstander beet, als een omhelzing. Die rukt zich los draait om en rent weg. Een gezette man in een vies hemd kijkt toe vanuit zijn slaapkamer, krabt aan zijn ballen en trekt het rolgordijn weer omlaag. Het hoekhuis met de grootste tuin, daar hangt de schutting scheef over de hele lengte. Er z

De postbode

Suizend en rammelend sjezen over een smal zandpaadje op een “delivery bike”: een loodzwaar frame met extra brede wielen en banden en voorop een rek met een bomvol krat en achter zijtassen en op de stevige bagagedrager bovendien een peuter in een ruim bemeten kinderzit die eigenlijk meer weg heeft van een fauteuil. Het paadje loopt af en de snelheid verder op. De bike is fel rood en trilt en stuitert en wordt achterna gezeten door een tweede bestuurd door degene die de weg weet. In de fauteuil heeft de jonge koetsier zich half opgericht in zijn riemen en geeft enthousiast aanwijzingen die vooral neerkomen op “nóg harder!” De protagonist heeft nu geen tijd om zich af te vragen hoe hij in deze situatie terecht is gekomen. Hij wijkt iets uit voor een scheefhangende boom en scheert daarbij langs een struik en daar komt een dwarsverbinding aan: iets wat op een fatsoenlijk fietspad lijkt - “Links!” roept zijn achtervolgster - hij ontwijkt nog wat hoge brandnetels, rakelings langs een kei en