Doorgaan naar hoofdcontent

Stuk

Een grote kerel stapt uit de vrachtwagen, zijn linkerarm eindigt in een stomp. Zijn gele jas met fluorescerende strepen blikkert me tegemoet. Daarna zie ik pas het olijke hoofd met brede grijns. Met zijn enige hand pakt hij de bediening van zijn afsleepwagen en begint het platform in de schuine stand richting wegdek te bewegen. Net als deze man heeft onze auto een defect. Bij hem zijn hand, bij ons de versnellingsbak. Wij, mijn vrouw en ik, staan langs de kant van de weg toe te kijken.
‘Wat is er aan de hand?’ roept hij.
‘Hij rijdt niet meer, versnellingsbak.’
‘Heb je geprobeerd hem opnieuw te starten?’
‘Starten gaat nog wel, maar hij rijdt niet meer, de versnelling doet niks.’
De man legt zijn stomp op de motorkap voor steun en hangt vlak boven het wegdek onder de bumper waar hij vaardig de haak van zijn lier aan onze auto bevestigt.
‘Waar moet ie heen?’ vraagt hij terwijl hij het stuur van de auto een ruk geeft zodat die recht aan de staalkabel op zijn sleepwagen getrokken wordt.
‘Zet maar bij ons thuis af...’
We mogen meerijden in de sleepwagen. Met zijn stomp houdt de man het stuur recht, met zijn hand schakelt hij, bedient hij de navigatie en belt hij nog even met de centrale als hij een andere auto op een gevaarlijke plaats in de berm ziet staan. Hij doet me denken aan een cowboy, zo vrij in zijn vrachtwagen, over de prairie aan het razen.
Er gaat de laatste tijd veel stuk. Gisteren viel ons rendierschaaltje kapot. Een bonbonschaaltje op een pootje. Het pootje was een rendier dat zijn kop door het schoteltje stak, met een groot gewei erop. Met zijn grappige afgeronde uiterlijk had hij een permanente plaats op tafel verworven. Mijn vrouw en ik hingen altijd onze trouwringen aan zijn gewei als we gingen klussen of in de tuin gingen werken, zodat die niet zouden beschadigen. Kapot gevallen, er was een stuk van zijn gewei afgebroken en ik heb ’m weggegooid.
De cowboy draait ons hofje in. Nauwkeurig manoeuvreert hij de grote wagen in het smalle straatje zodat die achterstevoren precies voor de carport staat. De klep gaat weer scheef en tegen de grond. De cowboy stapt in onze auto. ‘Waar wil je ’m hebben? Meer naar rechts of meer naar links?’
‘Doe maar in het midden.’
Hij laat de rem los en de auto rolt van zijn sleepwagen af. Vloeiend stuurt hij hem naar zijn oude plekje, waar hij nooit meer zelfstandig vanaf kan komen. Dat was het dan. Terwijl hij in zijn gele vrachtwagen het hofje verlaat steekt hij zijn hand op als afscheid.
Mijn vrouw gaat naar binnen, ik blijf nog even achter bij het nutteloze voorwerp onder de carport. Ik zoek op internet naar mogelijkheden en bel een monteur om te vragen naar zijn mening. Als ik weer naar binnen kom staat het rendier schoon geboend weer op tafel, met één helft van zijn gewei fier in de lucht.
‘Ik heb ’m toch weer uit de vuilnisbak gehaald. Het stukje gewei kon ik niet meer vinden.’

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt. Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan. Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materië

Het hofje

Op de hoek staat een scheve lantaarnpaal. Ertegenover in het halfdonker staat een aftandse auto met vier wielen op de stoep. Uit het kiertje van het raam van de bestuurder wolkt zo nu en dan de rook van een joint. Je ruikt het ook in de omgeving. Het vermengt met de geur van een vuurtje in iemands tuin. De man in de auto heeft onlangs zijn paardenstaart afgeknipt. Hij heeft nu een vrouw en een kind in één van deze huizen wonen. Een kat zit te schijten in het onkruid bij de zwarte Volvo met lekke band. Verderop vechten twee andere katten iets uit. Eentje heeft nog maar één oog, op de plek van het andere loopt een groot litteken tot aan zijn oor. Hij grijpt met beide voorklauwen de kop van zijn tegenstander beet, als een omhelzing. Die rukt zich los draait om en rent weg. Een gezette man in een vies hemd kijkt toe vanuit zijn slaapkamer, krabt aan zijn ballen en trekt het rolgordijn weer omlaag. Het hoekhuis met de grootste tuin, daar hangt de schutting scheef over de hele lengte. Er z

De postbode

Suizend en rammelend sjezen over een smal zandpaadje op een “delivery bike”: een loodzwaar frame met extra brede wielen en banden en voorop een rek met een bomvol krat en achter zijtassen en op de stevige bagagedrager bovendien een peuter in een ruim bemeten kinderzit die eigenlijk meer weg heeft van een fauteuil. Het paadje loopt af en de snelheid verder op. De bike is fel rood en trilt en stuitert en wordt achterna gezeten door een tweede bestuurd door degene die de weg weet. In de fauteuil heeft de jonge koetsier zich half opgericht in zijn riemen en geeft enthousiast aanwijzingen die vooral neerkomen op “nóg harder!” De protagonist heeft nu geen tijd om zich af te vragen hoe hij in deze situatie terecht is gekomen. Hij wijkt iets uit voor een scheefhangende boom en scheert daarbij langs een struik en daar komt een dwarsverbinding aan: iets wat op een fatsoenlijk fietspad lijkt - “Links!” roept zijn achtervolgster - hij ontwijkt nog wat hoge brandnetels, rakelings langs een kei en