Doorgaan naar hoofdcontent

Valentijn

Zij had hem opnieuw gezien en hij haar ook, toen ze op het schoolplein ineens naast elkaar stonden. “Hé” zeggen ze tegelijk. Een blik recht in de ogen, zo sterk dat het schoolplein en de geluiden verdwijnen. Ze blijven elkaar secondenlang aankijken totdat de bel klinkt en ze in hun eigen groepjes de les ingaan.
Ze hebben samen Engels, Nederlands en Wiskunde. Zij zit meestal achterin met de meiden, hij ergens halverwege of voorin de klas, afhankelijk van waar nog plek was. Bij Wiskunde zit hij helemaal vooraan en hij maakt er een potje van, moet hardop lachen met het tafeltje achter hem zodat de leraar hem voor de klas roept: “Teken jij even een normaalverdeling voor ons, Jochem”, zegt Wim terwijl hij de stift aan hem geeft en op het lege bord wijst.
Jochem trekt zwijgend een verticale as kaarsrecht in het midden van het bord, een horizontale er doorheen en dan met een vloeiende beweging een brede kerkklok die de normaal verdeling moet voorstellen. Wim kijkt goedkeurend toe. Dan beweegt Jochem de stift naar een bovenhoek van het bord en tekent razendsnel een karikatuur van een chagrijnige Wim met een strikje onder zijn kin die hij met een touwtje aan de grafiek vastbindt “Een abnormaal verdeling!” zegt hij er duidelijk bij. De klas gniffelt, vooral omdat de gelijkenis zo treffend is. “Heel leuk”, zegt Wim, “maar het is hier geen tekenles”, met een hoofdbeweging maant hij Jochem weer te gaan zitten terwijl hij zijn karikatuur uitveegt met de spons. “Wie heeft er een voorbeeld van een normaalverdeling in de praktijk?”
Bij Engels is het Emma die naar voren wordt geroepen, omdat ze achterover is gekieperd met haar stoel, ondanks herhaalde waarschuwingen. Ze citeert uit haar hoofd een liefdesgedicht van Yeats, met het perfecte accent dat ze voor de toneelschool heeft geoefend.

Oh dear, my dear, I know
More than another
What makes your heart beat so;


Eerst kijkt ze naar haar schoenen, dan kijkt ze de klas rond, en bij de laatste regels blijft haar blik op Jochem rusten.

Set all her blood astir
And glittered in her eyes…


Ze blijven elkaar aankijken in de indrukwekkende stilte totdat de klas voorzichtig begint te applaudisseren. Nu de betovering verbroken is rent Emma snel terug naar haar plaats, waar haar buurmeisje de stoel alweer rechtop gezet heeft.
Hij, zoon van een ingenieur en een chirurg, woont in het dure gedeelte van de stad, doet een technische richting. Zij, dochter van een hippie stel, verslingerd aan poëzie, wil later literatuurgeschiedenis studeren. Wat is het, dat hun zulke intense blikken doet uitwisselen? In welk raadselachtig aspect verschilt hun relatie op afstand zo van andere mogelijke relaties? Waarom voelen ze zich zo verbónden met elkaar? Je kunt honderden dichters bestuderen en duizenden technische constructies zonder achter het geheim van de liefde te komen.
Vandaag, 14 februari, vindt Emma in haar kluisje op school een tekening. Met een paar rake lijnen is haar gezicht weergegeven en haar kapsel, ze loopt door een park op de kijker toe. Om haar heen zijn heren van parkbankjes opgestaan, heren staan stil met hun hondje aan de lijn of een krantje onder de arm. Ze zien er allemaal hetzelfde uit, gehuld in pak, een paraplu hangend aan de onderarm en allemaal dezelfde gelaatstrekken. Ze nemen hun hoed af voor Emma en kijken haar na terwijl ze over het pad lijkt te dansen. Emma herkent Jochem in de heren. Dit gebeurt vlak nadat ze haar gedicht ongezien in het kluisje van Jochem heeft laten vallen.

Wanneer onze blikken kruisen
Ontstaat er iets nieuws
Een verbinding die je niet kunt zien
Alsof ik zowel bij mij ben als bij jou
Ik geloof dat we samen kunnen vliegen
En heel hard rennen over het strand
En zwemmen
Naar een onbewoond eiland
Kom heel dicht bij me in stilte
Laat me je een geheim inademen


X – je Valentijn


(Geschreven voor Jeveka en gepubliceerd op hun Facebook pagina.)

Foto: Camdiluv

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt. Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan. Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materië

Het hofje

Op de hoek staat een scheve lantaarnpaal. Ertegenover in het halfdonker staat een aftandse auto met vier wielen op de stoep. Uit het kiertje van het raam van de bestuurder wolkt zo nu en dan de rook van een joint. Je ruikt het ook in de omgeving. Het vermengt met de geur van een vuurtje in iemands tuin. De man in de auto heeft onlangs zijn paardenstaart afgeknipt. Hij heeft nu een vrouw en een kind in één van deze huizen wonen. Een kat zit te schijten in het onkruid bij de zwarte Volvo met lekke band. Verderop vechten twee andere katten iets uit. Eentje heeft nog maar één oog, op de plek van het andere loopt een groot litteken tot aan zijn oor. Hij grijpt met beide voorklauwen de kop van zijn tegenstander beet, als een omhelzing. Die rukt zich los draait om en rent weg. Een gezette man in een vies hemd kijkt toe vanuit zijn slaapkamer, krabt aan zijn ballen en trekt het rolgordijn weer omlaag. Het hoekhuis met de grootste tuin, daar hangt de schutting scheef over de hele lengte. Er z

De postbode

Suizend en rammelend sjezen over een smal zandpaadje op een “delivery bike”: een loodzwaar frame met extra brede wielen en banden en voorop een rek met een bomvol krat en achter zijtassen en op de stevige bagagedrager bovendien een peuter in een ruim bemeten kinderzit die eigenlijk meer weg heeft van een fauteuil. Het paadje loopt af en de snelheid verder op. De bike is fel rood en trilt en stuitert en wordt achterna gezeten door een tweede bestuurd door degene die de weg weet. In de fauteuil heeft de jonge koetsier zich half opgericht in zijn riemen en geeft enthousiast aanwijzingen die vooral neerkomen op “nóg harder!” De protagonist heeft nu geen tijd om zich af te vragen hoe hij in deze situatie terecht is gekomen. Hij wijkt iets uit voor een scheefhangende boom en scheert daarbij langs een struik en daar komt een dwarsverbinding aan: iets wat op een fatsoenlijk fietspad lijkt - “Links!” roept zijn achtervolgster - hij ontwijkt nog wat hoge brandnetels, rakelings langs een kei en