Het
is haar drie jaar gelukt de oorlog te negeren. Maar hier, nu, stopt
dat. In bed bij Henri, de man bij wie ze woont. Van wie ze houdt, ja
toch wel. In zijn Parijse appartement. Net nog stevig in zijn armen,
nu ligt Marguerite op haar eigen helft. Hij steekt een sigaret op,
zij trekt het laken over zich heen. Ze hoort vogels zingen, een
lentebriesje beweegt de vitrages. Dan klinken zijn woorden als
geweervuur ‘Je zou voor mij Duitse officieren kunnen verleiden en
op de aangewezen locatie afleveren.’
Abrupt verdwijnt
het gevoel van geborgenheid, dat ze net koesterde.
Verslingerd aan de liefde is ze altijd geweest. 1920
was het toen ze op haar vijftiende van huis wegliep. Feesten!
Bomen die tot in de hemel groeiden! Alle mannen wilden haar mee naar
huis nemen. Ze werd steeds beter in het verleiden, maar de liefde
bleef ongrijpbaar. 17 jaar geleden kreeg ze haar zoon, in Duitsland.
Maar er kwamen nieuwe mannen om avonturen mee te
beleven. Een paar jaar geleden ging
ze met Henri mee, bij hem leek ze eindelijk rust te vinden. Ze liet
haar zoon achter, met het vaste voornemen snel terug te keren. De
oorlog heeft die route afgesneden.
Ze kijkt naar zijn mond
waaruit rook ontsnapt als hij zegt: ‘Je kunt beginnen met de
benedenbuurman.’ Zijn elegante neusbrug, zijn staalblauwe ogen, de
frons op zijn voorhoofd.
Henri is
een sterke man in een woelige wereld. Wanneer
hij uitlegt hoe het in elkaar zit hangt iedereen aan zijn lippen. Ze
is trots op hem, en nog steeds verliefd. Dat hij bij het verzet zit
is best spannend. Henri drukt zijn sigaret uit ‘ik ga nog even wat
papieren ophalen.’ Hij stapt uit bed.
Ze is aan hem gehecht
geraakt. De witte haren op zijn borst. Hoe hij altijd klungelt met
zijn manchetknopen. Dat hij altijd op één been
met zijn schoen tegen de tafelrand zijn
veters strikt. Maar ze is niet van plan zich te laten meeslepen in
zijn business. Ze zal andere opties moeten verkennen
om zich staande te houden in deze wereld.
***
Ze belt aan bij het
appartement onder dat van Henri. Op het naambordje staat nog steeds
“Lippmann”. Maar die woont er niet meer. Om meteen interesse te
wekken staat ze in haar peignoir. Een fleurig
geval bedrukt met allerlei vlinders. Daaronder is ze naakt. Ze
heeft een stuk zeep bij zich. Omdat haar douche het niet meer doet
wil ze graag bij de buurman douchen. Zo komt ze wel binnen als het
goed is.
De deur zwaait open, een
plompe oudere dame staat in de opening. Op
haar rood aangelopen gezicht parelen zweetdruppeltjes, daarboven
staat ongelijk piekhaar alle kanten op. Marguerite doet
onwillekeurig een stapje terug.
‘Wie is dat?’ hoort ze
een man roepen uit een andere kamer in het appartement.
‘Een vrouw in een
ochtendjas!’ krijst het rode gezicht terwijl het
Marguerite strak aankijkt.
De nieuwe bewoner komt op
een drafje naar de deur en schuift de vrouw
opzij. ‘Wel heb ik jou daar!’ zegt hij met een Duits accent.
‘Waar heb ik dit bezoek aan te danken?’ Marguerite glimlacht lief
naar hem.
Haar verhaal werkt, de man
stelt zich voor als Clement Dubois en laat haar binnen. Wanneer ze
uit de douche komt is de schoonmaakster
vertrokken en zit Clement op de bank op haar te wachten. Hij legt
zijn boek weg als ze de kamer binnenkomt en kijkt haar aan.
‘Dankjewel,’ zegt ze,
‘Clement. Het is een mooie naam. Waar kom je vandaan?’
‘Beieren. Waarom kom je
niet even naast me zitten?’
Even
schiet door haar heen hoe cheesy dit is, maar ze is zo aan het spel
gewend dat de gedachte weer snel vervliegt. In haar ervaring
gaat het nou eenmaal zo en je moet de
mannen ook niet teveel in de war brengen met nieuwe benaderingen of
tactieken.
Hij praat over zijn thuis in
Beieren, waar de varkens en kippen over het erf scharrelden. Ze lacht
uitbundig om zijn humor en laat haar hand
op zijn schouder rusten.
Hij is even stil terwijl hij
haar aan kijkt ‘Je bent een bijzondere vrouw.’
Als ze naar hem toe leunt
voor de kus staat hij bruusk op om haar naar de deur te begeleiden.
‘Ik vond het fijn met je te praten. Misschien kom je nog eens
langs?’ Zijn hand rust op haar onderrug. Zijn ogen herhalen de
vraag terwijl hij haar zachtjes over de drempel duwt. ‘Ja’ zegt
ze, en ze geeft hem een vlugge kus op zijn wang, voordat ze de gang
in dartelt terug naar het appartement van
Henri.
Het
verleiden van Clement lukte niet in één keer, een blijk van zijn
goede karakter, vind ze. Nu is het zaak verder onder zijn huid te
kruipen. Ondertussen zal
ze Henri met zijn nare wens aan het lijntje moeten
houden. Gelukkig komt hij er de eerstvolgende dagen niet op
terug.
Ze gaat
vaker langs bij Clement. Hij lijkt een
functie bij de Duitse overheid te hebben maar hoeft niet vaak naar
kantoor. Hij vertelt liever
over zijn jeugd in Beieren en zijn familie daar. Zijn lieve zussen en
hun kinderen, zijn neefjes en nichtjes. Vroeg
in de ochtend maakten oma en opa het ontbijt in de grote keuken.
Koffie en pap. Als hij thuis was speelde hij verstoppertje met ze of
ze bouwden een spookhuis in de oude hooischuur. Voor het slapen gaan
vertelde hij vaak nog een griezelverhaal. Tot hij naar Frankrijk
vertrok.
‘Als je hen zo mist waarom
ben je dan vertrokken?’ vraagt Marguerite.
Daar over laat Clement
niets los. Hij staart voor
zich uit met glanzende ogen.
Marguerite gaat prompt op
zijn schoot zitten en slaat haar armen om zijn nek. Ze kust zijn haar
en oorlel. Zo kan ze hem troosten en hoeft ze hem niet te zien
huilen. Hij legt zijn armen aarzelend om haar heen.
‘Mijn zoon is in
Duitsland’ fluistert ze in zijn oor. Zijn haar kriebelt aan haar
gezicht. Hij voelt warm aan. Hij houdt haar iets steviger vast en
fluistert ‘Het is
geen pretje’.
‘Bijna niemand weet het’
zegt ze snel, enigszins geschrokken van haar plotselinge
openhartigheid, ‘zelfs Henri niet.’
‘Dat geeft niet,’ zegt
Clement.
Zo blijven ze een tijdje
zitten in de omhelzing. Marguerite is in gedachten bij haar zoon. Ze
weet niet eens hoe hij er nu uitziet. Ze heeft hem twee
jaar geleden een brief met een foto van haarzelf gestuurd,
maar geen antwoord gekregen. Toch moet hij
nog leven, ze zou het voelen als hij dood was. Altijd
is er onrust in haar lichaam als ze aan hem denkt. Kon ze hem maar
even zien. Vasthouden. Ze fantaseert hoe
hij nu zou zijn. Een sterke jonge man in een legerkostuum,
fier zijn baret op het hoofd. Beginnende baardgroei. Zijn olijke ogen
zouden misschien serieuzer zijn en zijn zachte lippen harder. Terug
in de omhelzing gaan haar gedachten naar
Clement, die zijn zussen heeft om aan te denken, en zijn neefjes en
nichtjes. Ze beweegt zich nog iets meer tegen hem aan en geeft een
lange kus op de zijkant van zijn hoofd.
Clement reageert door haar
hoofd zacht op te pakken en vlak voor het zijne te houden. Heel
dichtbij. En dan kust hij haar lang en vurig op haar mond.
***
Ze voelt zich niet prettig,
daarom is ze naar de keuken gelopen. In het nauw gedreven door Henri,
die haar naam roept vanuit de zitkamer. Met veel misbaar laat
ze de deksel van de soeppan op het aanrecht vallen.
Het was een tijd rustig maar Henri begon
vanmiddag weer over zijn onzalige plan haar voor het verzet te laten
werken. Mensen te verraden. Waardoor de soep hoognodig doorgeroerd
moest worden. Met een klap plaatst ze de deksel weer op de pan. Ze
gaat aan de keukentafel zitten en ondersteunt haar hoofd met haar
handen.
‘Marguerite?’ klinkt het
uit de woonkamer, nu niet meer zo bars als daarnet. Bijna alsof ze
een normaal gespreksonderwerp hadden. Ze hoort hem richting
keuken lopen. ‘Marguerite?’ klinkt het dichtbij.
Ze humt terug. Ze kan geen
woorden gebruiken omdat haar keel dicht zit.
‘Het is toch niet zo’n
gek idee, liefste? Je zou Frankrijk er een grote dienst mee
bewijzen.’
Henri weet dat ze van
Frankrijk houdt. Ze spreekt de taal vloeiend. Maar het is niet haar
vaderland, daaraan heeft ze zelf nooit terug willen denken, maar nu
moet dat. Haar vaderland dat ook door de Duitsers is vernield. En dat
terwijl haar zoon zelf Duits is. Ze voelt een snik opwellen. God wat
is de situatie uit de hand gelopen. De snik galmt door de keuken.
Snel gaat ze rechtop zitten en veegt haar haar uit haar gezicht.
Henri kijkt geschrokken in de deuropening.
‘Sorry,’ zegt ze, haar
stem klinkt gebarsten, ‘het was even teveel.’
‘Nou ja dat snap ik wel.’
Henri klinkt schuchter. ‘Ik wil niet teveel van je vragen maar ik
heb ook mijn belangen en opdrachtgevers. Ik sta niet alleen, je zou
een geweldige aanwinst zijn.’
Het is even stil in de
keuken.
Hij vervolgt zacht: ‘Kan
ik je helpen, kan ik het makkelijker voor je maken?’
Ze denkt aan haar
zoon. Hij zou zomaar een officier kunnen zijn, uitgezonden naar
Frankrijk. Een jongeman die de kunst van het verleiden nog moet
leren. Die vrouwelijk schoon begint te ontdekken. Een vat testosteron
met bewijsdrang. Een Duitse officier die door iemand als zij in de
handen van het verzet valt.
‘Ik moet het weten schat,’
dringt hij aan, ‘Kan ik ook na Clement op je
rekenen? Of is dat een los probeersel van je? Wat ben je eigenlijk
aan het doen?’
Henri staat zeker onder druk
van de organisatie. Hij heeft haar waarschijnlijk nog lang beschermd,
of “voor zichzelf gehouden”. Maar zijn houding is veranderd.
Dwars door zijn beheerste voorkomen en rustige stem ziet ze het
roofdier dat Henri ook is. Onderdeel van het verzet. Gewend om te
krijgen wat hij wil. Is het niet goedschiks, dan… De lieve zachte
Henri is veranderd in een sterke Grizzly die haar gaat laten doen wat
hij wil.
Ze antwoordt ‘Ik
moet eraan wennen,’ ze staat op om weer in de soep te roeren, ‘hoe
zou ik dat moeten doen dan?’
‘Er zijn feestjes. Wij
hebben een lijst officieren. Maar elke officier die je ons brengt
vanuit zo’n feestje is in beginsel goed.’
Een vuile verraadster zou ze
zijn. Iemand die haar talenten zou gebruiken om mensen te bedriegen.
Ze voelt haar hele lijf daartegen protesteren.
‘De soep is bijna klaar.
Ga jij vast aan tafel zitten?’ Het gesprek is voorlopig afgelopen.
Maar ze weet dat dit onderwerp nu snel weer zal terugkeren. Misschien
morgen al.
***
Ze sluit haar ogen en geniet van de rust in bed. Van
haar eigen lome lichaam. De regelmatige ademhaling van Clement. Het
gevoel dat ze bij deze man even zichzelf
kan zijn. Na hun
heerlijke ochtend deze perfecte vrijpartij. Ze overweegt Henri
permanent in te ruilen, als dat zou kunnen.
Hoe zou dat kunnen? Maar
Clement begint te vertellen. ‘Ik heb een man gesproken die
connecties heeft met het Duitse leger…’
Marguerite draait zich met haar rug naar Clement
toe. Ze wil niet dat dit haar aangaat. Met haar voeten duwt ze het
laatste stukje laken van zich af. Ze heeft
het warm gekregen. De koele lucht voelt aangenaam aan haar lijf.
Ogen dicht. Diep ademhalen.
‘Hij vertelde me dat ze veel interesse hebben in Henri,’ vervolgt
Clement, terwijl hij haar schouder streelt. ‘Er zit ook iets
interessants voor jou in.’
Marguerite krijgt een nare smaak in haar mond. Ze
voelt de hoofdpijn opkomen die ze de laatste tijd vaker heeft.
Clements hand gaat via haar arm zachtjes naar haar heup en blijft
daar liggen. ‘Jouw zoon zit nu toch
nog in Duitsland?’
Haar lichaam verstart onwillekeurig. Clements hand beweegt omhoog
voorbij haar schouder en masseert zachtjes haar nek. ‘Jonge jongens
worden daar opgeroepen om in het leger te gaan. Mijn kennis kan je
een vrijgeleide bezorgen om hem nog te zien voordat hij vertrekt.’
Marguerite probeert te ontspannen,
het lukt niet. Ze gaat op haar rug liggen
waardoor de hand van Clement plotseling op haar hals rust. ‘Wat
bedoel je?’ vraagt ze. Clement trekt zijn hand weg. ‘Je moet
vanmiddag om twee uur in Cafe Claudette zijn, daar zit een man in een
bruin colbert op je te wachten.’ Hij legt zijn hoofd op het kussen.
Haar hersenen zijn een kluwen prikkeldraad. Het ijzer schuurt en
pijnigt, zonder dat er een heldere gedachte komt. Ze heeft moeite met
scherp kijken.
Clement praat met zijn ogen dicht: ‘Je
kunt een vrijgeleide krijgen als je Henri uitlevert.’
De adrenaline maakt een heldere tunnel als een
pijnscheut. Ze ziet op de wekker dat het
kwart voor twee is.‘Wie
is het’ vraagt ze.
Clement haalt diep
adem. ‘Wie is
het?’ herhaalt ze dwingend. Ze voelt heel
haar lichaam onder spanning staan.
‘Twee uur vanmiddag…’ zucht hij, ‘ik
ken hem…’
Marguerite staat naast het bed. Kan ze dit negeren
of is dit
de laatste kans om
haar zoon te zien? Is dit een nieuwe
poging haar bij deze oorlog te betrekken of één van die dingen die
van nature op haar pad komen om haar te gidsen? Clement is
in slaap gevallen.
Dit was niet precies de bedoeling. Clement heeft
zich razendsnel ontpopt als een tweede Henri. Misschien is dit hoe
mannen worden in tijden van oorlog. Haar
hoofd bonkt van de pijn. Ze wil dit niet.
Maar ze wil dat andere ook niet. Snel trekt
ze wat kleren aan. Bij de voordeur pakt ze haar jas van de grond. Een
rilling gaat door haar heen. De jas is koud. Ze gaat een man met een
bruin colbert ontmoeten, van wie Clement beweert dat die een
vrijgeleide voor haar heeft. Een onzekere missie. Ze neemt zich voor
zich niet makkelijk te laten overhalen.
***
In het café heerst schemerdonker. Haar ogen moeten
wennen na de lentezon van buiten. Er zitten wel tien mannen met
bruine colberts aan tafeltjes. Sommige
roken. De meeste zijn
alleen. Bij de bar wordt hard gelachen, ondanks de oorlog. De barman
schenkt zelfgestookte sterke drank. Een man wenkt haar. Hij zit
alleen aan een tafeltje. Hij draagt een bruin colbert.
Op tafel ligt een pet, naast zijn stoel een
leren tas.
‘Ga zitten’
‘Wie bent u?’
‘Eerst zitten, ik bestel je wat te drinken’
Marguerite gaat zitten, de man wenkt een serveerster
‘Een witte wijn, en voor mij nog een Pastis.’
Hij draait zich naar haar toe: ‘Jij bent toch Marguerite?’
Ze knikt. Zijn onregelmatige gezicht staat haar
niet aan. Alsof het ergens in de verdrukking heeft gezeten. Kleine
oogjes, een scheve neus.
‘Doe je je jas niet uit? Mooie jas, het gaat goed met je?’
Marguerite beweegt niet.
‘Waar kom je vandaan?’
‘Uit de Rue Saint-Hippolyte’
De man lacht zijn bruine
tanden bloot. Zijn
vertrokken gezicht vol diepe rimpels. De
drankjes worden op tafel gezet.
‘Nee ik bedoel: waar ben je geboren? Je ziet er exotisch uit.’
Marguerite neemt een klein slokje van haar wijn. ‘Frankrijk.’
De man blijft haar indringend aankijken ‘Waar kom je voor?’
De vraag slaat haar uit het veld, weet hij dat niet? Ze
probeert niets te laten merken.
‘Ik weet wat je wilt,’ vervolgt hij, ‘maar wat kun je ons in
ruil geven?’
Henri was begonnen met zijn honger naar Duitse
officieren. Clement wees Henri aan als
slachtoffer. Binnen
een paar weken alles op losse schroeven. Ze
wil dat allemaal niet. Ze mist haar zoon. Nu zit ze hier,
met deze weerzinwekkende man zonder naam.
‘Heb je je tong verloren?’ vraagt hij.
‘Ik wil een vrijgeleide naar Duitsland, om mijn zoon te zien.’
‘Dat weet ik, maar wat heb je voor ons.’
‘Ik doe niets voordat ik die vrijgeleide heb.’
‘Dat is prima. Maar wat doe je dan als je die vrijgeleide wel
hebt?’
‘Ik wil eerst de vrijgeleide zien.’
De man kijkt om zich heen, buigt zich dan naar haar toe. Ze
ruikt zweet en tabak. ‘Dat is niet gebruikelijk,’ zegt hij vlak
bij haar oor.
Marguerite zwijgt. De man gaat strak rechtop zitten.
‘Ik moet op zijn minst weten of je iets hebt dat voor ons bruikbaar
is, anders is dit gesprek afgelopen.’ Hij slaat zijn Pastis
in één teug achterover.
‘Henri’, het is eruit voor ze er erg in heeft. De laatste kans om
haar zoon te zien. De laatste kans. De laatste
kans.
‘Wat zeg je?’, hij buigt iets naar haar toe.
‘Henri, heb ik voor jullie’
‘Wie is dat?’
‘Henri Courtois’ zegt ze zacht, bijna fluisterend.
Er gaat een licht aan in het gelaat van de man,
‘aaaah’, hij deinst terug maar doet dan snel alsof hij alleen
maar nog iets rechter
op ging zitten, ‘de Vlinder’
fluistert hij schor. Vlug kijkt hij om zich heen of iemand het
gehoord heeft. ‘Waar ken jij hem van?’ hij heeft zijn gezicht
weer in de plooi.
‘Wat doet dat ertoe?’
‘Daar heb je gelijk in,’ glimlacht hij, ‘dat doet er niet toe,
maar ik moet wel weten dat je de waarheid spreekt.’
‘Ik spreek de waarheid.’
De man kijkt haar peinzend aan. ‘Hoe wil je hem dan aan ons
overleveren?’
‘Weet ik veel, dat is toch jullie business?’
De man knikt een tijdje. ‘Dat is onze business,’ verklaart hij
tenslotte ernstig.
Marguerite is er niet gerust op. Is dit een charlatan die tijd zit te
rekken? Kan hij wel echt een vrijgeleide leveren? Wat zal ze
uiteindelijk moeten doen?
Plotseling zet de man de tas op zijn schoot en haalt er een papier
uit.
‘Kijk, een vrijgeleide ondertekend door de veldmaarschalk. Ik kan
hier jouw gegevens op invullen en dan is hij meteen geldig in het
hele Duitse gebied.’
Marguerite bekijkt het papier. Het ziet er echt uit, met een stempel
erop met de Duitse adelaar. Ze realiseert zich dat dit het keerpunt
is. Als ze deze vrijgeleide accepteert verkoopt ze zich aan de
Duitsers. Dan is ze niet meer neutraal. Niet meer vrij. Voor altijd
gelieerd aan de Duitse partij, die zo huishoudt in het Frankrijk waar
ze van is gaan houden. Een Frankrijk dat er weldra niet meer zal
zijn, zoals het er nu naar uit ziet. En niet in de laatste plaats
dankzij mensen zoals zij. Een golf van misselijkheid komt uit haar
onderbuik. Een hete brij die haar romp overneemt
en haar armen en benen inschiet en ze lam legt. Het rumoer aan
de bar verstomt. Het café verdwijnt
pijlsnel in de verte. Alles wordt zwart.
***
Marguerite voelt haar hand voor haar mond, ze voelt
dat ze nog op de stoel zit. Het café komt weer terug. De man kijkt
haar vragend aan, met zijn vlakke hand op het papier recht voor haar
op de tafel. Marguerite denkt aan Henri, de lieverd
en de grizzly. Aan
haar zoon als Duitse officier. Ze wil ze
tegen zich aandrukken.
‘Ok,’ fluistert ze.
De man gebaart naar haar tas ‘geef me je paspoort,
dan schrijf ik je gegevens over op de vrijgeleide. Ik houd de
vrijgeleide bij me tot de uitlevering. Eerlijk oversteken voor de
Vlinder.’
Tijdens het overschrijven kijkt hij nog even vorsend naar haar
voordat hij bij geboorteland: ‘Polen’ opschrijft. Als het klaar
is stopt ze haar paspoort terug in haar tas.
‘Luister. Vanavond loop je met Henri door de Jardin des Gobelins. Wij laten de avondklok daar die avond een kwartier eerder
ingaan, zorg dat je dan nog in het park bent. Als je vijf voor acht
bij de noorduitgang het park uitkomt dan nemen wij Henri van je
over.’
Marguerite knikt.
Dwingend herhaalt de man: ‘Vanavond
vindt het plaats. Half acht het park in, wij zijn er dan nog niet.
Blijf in het park. Zorg dat je om vijf voor acht bij de noorduitgang
bent.’
Marguerite knikt. Ze wil niet nog zo’n episode als
net. Ze houdt
zichzelf stevig bijeen en haalt diep adem. De zweterige lucht in het
café doet haar geen goed. Ellebogen
stijf tegen haar
lichaam, kaken op elkaar. Het is warm met haar jas aan. De man oogt
een beetje wazig. Ze ziet hem de vrijgeleide terug in zijn tas
stoppen. Het wordt steeds donkerder binnen,
alsof de nacht valt. Snel staat ze op en
beent het café uit. Het zonlicht verblindt
haar. Zuurstof! Ze
herpakt zich en holt de straat uit.
***
Als ze ooit nog had gedacht terug te
kunnen, dan is dat nu over. Ze zit naast Henri op het bankje. Hij
heeft een beige zomerpak aan. Zij een luchtig jurkje met een jack en
sjaal tegen de frisse avond. Ze heeft haar hand op zijn arm en duwt
de mouw van zijn colbert iets omhoog om zijn horloge te zien.
‘Wil je niet terug naar huis?’ vraagt Henri.
Het horloge geeft tien over half acht aan. Haar
hart klopt in haar keel sneller dan de secondewijzer tikt.
‘Ik wil nog even van de avond genieten, nu het weer zomer wordt.’
‘Zometeen gaat de avondklok in Marguerite. Ik houd van je
wispelturige gefladder maar soms neem je teveel risico.’
Ze schuift nog iets dichter naar hem toe en slaat haar beide armen om
hem heen. Hij blijft vooruit kijken. Ze kust hem op zijn koude wang.
Zo lang dat ze hem opwarmt met haar lippen. Ze kust zijn jukbeen. En
zijn slaap.
‘Je bent een gekkerd,’ zegt hij en wil opstaan.
Het is te vroeg. Ze slaat haar been over
zijn schoot en gaat recht tegenover hem zitten. Ze houdt zijn hoofd
tussen haar handen en bekijkt het. Nu gaat ze Henri verleiden. De man
met wie ze vanmiddag besprak
hoe ze Clement aan het verzet zou uitleveren. Ze begint met
zijn oorlelletje. Dan zijn wenkbrauw, zijn neusbrug. Een lange kus op
zijn mond. Hij laat haar tong binnen. Ze grijpt hem nog steviger vast
en duwt haar lichaam tegen het zijne, hij pakt haar heupen.
Het gaat heel natuurlijk. Haar liefkozingen zijn echt. Niet die van
een huichelaar. In plaats van het uit te maken met Henri woelt ze
hartstochtelijk door zijn haar en duwt ze hem tegen zich aan. Ze
denkt aan Clement, die ze ook nooit meer zal zien. Ze kan niet terug
want dan zal hij van haar een professionele verraadster maken. Haar
leven in Frankrijk zal over zijn. En ook dat spijt haar niet op dit
moment. Frankrijk is over, de Fransen zelf zijn over.
Henri maakt zich los uit haar omhelzing. ‘We moeten echt gaan
Marguerite.’
‘Hoe laat is het?’ vraagt ze.
Hij kijkt op zijn horloge: ‘bijna tien voor acht,’ daarna kijkt
hij vlug naar haar, alsof ze een gekke vraag heeft gesteld, ‘we
moeten nu terug.’
‘Ok’ antwoordt ze, ‘laten we door het park teruglopen.’
‘Dan lopen we om’ aarzelt Henri.
Marguerite is al vertrokken op het paadje naar de noorduitgang. Ze
voelt haar hart kloppen door haar hele borstkas. Het bonkt in haar
keel, haar hoofd. Ze probeert naturel te doen. Maar als je bewust
probeert te doen hoe je normaal onbewust doet lijkt alles raar. Ze
strekt haar hand uit naar Henri ‘Kom’ zegt ze.
Haar vingertoppen zijn ijskoud. Ze huppelt nog een stukje het pad op.
Het park is verder volstrekt verlaten. Henri zet een paar ferme
stappen in haar richting ‘opschieten dan.’
Ze grijpt zijn hand en knijpt hem stevig vast.
Samen lopen ze haastig naar de uitgang, ze komen waarschijnlijk nog
veel te vroeg. Maar dan zien ze de soldaten. Veel te veel voor een
uitgang van een park. Een vrachtwagen en een Jeep staan op de stoep
in het vale maanlicht. Henri rukt zich los en staart haar verbijsterd
aan. Dan draait hij zich om en klinkt een luide knal.
Marguerite deinst achteruit, Henri valt opzij nog voordat hij een
stap heeft kunnen zetten. Soldaten komen aanrennen over het gras
recht op Henri af. Marguerite voelt alle kracht uit haar ledematen
stromen en zakt in elkaar. Een paar meter voor haar wordt Henri
omhoog getild door twee soldaten. Een derde houdt hem onder schot. Ze
ziet een donkere vlek langzaam groter worden op zijn mooie broek, bij
de knie.
Tergend langzaam wordt hij naar de vrachtwagens gesleept. De overige
soldaten lopen erachteraan, ze maken onderling geintjes. Een werkdag
als alle andere. Henri wordt de vrachtwagen in gehesen en 7 of 8
soldaten klimmen achter hem aan. De vrachtwagen vertrekt. De overige
mannen stappen in de Jeep. Ze voelt bevroren. Haar
ledematen gevoelloos. Haar bloed lijkt gestopt met stromen.
Is dit het nou? Heeft ze het allemaal voor niets gedaan?
Ze wil opstaan maar mist de kracht. Ze draait zich op handen en
knieën en probeert opnieuw op te staan.
Haar blik vertroebeld, ze snakt naar adem.
Nog steeds op handen en knieën richt ze haar
hoofd op, ze probeert te focussen op de uitgang van het park.
Midden in het wazige beeld ziet ze een man
op haar toe rennen. Hij houdt een pistool vast. Ze verstijft.
Het is de man van café Claudette. Twee meter bij haar vandaan stopt
hij en gooit een papier in het gras. ‘Je vrijgeleide’ zegt hij,
draait zich om en rent weer naar de Jeep. Marguerite kruipt een
stukje vooruit en laat zich op het papier vallen. De Jeep vertrekt
met gierende banden.
***
Reacties
Een reactie posten