Doorgaan naar hoofdcontent

Het hofje

Op de hoek staat een scheve lantaarnpaal. Ertegenover in het halfdonker staat een aftandse auto met vier wielen op de stoep. Uit het kiertje van het raam van de bestuurder wolkt zo nu en dan de rook van een joint. Je ruikt het ook in de omgeving. Het vermengt met de geur van een vuurtje in iemands tuin. De man in de auto heeft onlangs zijn paardenstaart afgeknipt. Hij heeft nu een vrouw en een kind in één van deze huizen wonen.
Een kat zit te schijten in het onkruid bij de zwarte Volvo met lekke band. Verderop vechten twee andere katten iets uit. Eentje heeft nog maar één oog, op de plek van het andere loopt een groot litteken tot aan zijn oor. Hij grijpt met beide voorklauwen de kop van zijn tegenstander beet, als een omhelzing. Die rukt zich los draait om en rent weg. Een gezette man in een vies hemd kijkt toe vanuit zijn slaapkamer, krabt aan zijn ballen en trekt het rolgordijn weer omlaag.
Het hoekhuis met de grootste tuin, daar hangt de schutting scheef over de hele lengte. Er zit een poort in maar die gaat niet meer open of dicht. De planken zijn groenig en zacht. Onder een afgebroken plank loopt één van de routes die katten hier nemen. Er staan twee reusachtige populieren die vervaarlijk zwaaien in de wind. Ergens bovenin raakt een dood stuk klimop los en begint met veel geraas aan zijn weg omlaag. Met een doffe plof valt het in het achterliggende steegje tussen de door de wind hoog opgetaste bladeren.
Het was een traditioneel oranje uitklap zonnescherm. Maar het doek is aan flarden gewapperd. En de flarden zijn smerig geworden. Donkere vegen van vuil en schimmel. Het frame zit nog vast aan de muur, maar verder is de constructie verkreukeld, misschien tijdens het scheuren door de harde wind anders door woedende mensenhanden. Erachter een raam met permanent een vaal laken ervoor gespannen. Je hoort de bewoners soms schreeuwen in een taal niet van hier.
Ik lig op de bank onder een dekentje. En daar staat de piano. Onaangeroerd wilde ik zeggen, want zo ziet hij er nu uit, maar dat is niet zo. De piano wordt gebruikt. Kinderen slaan met hun vuisten op het toetsenbord of trappelen op de pedalen vanwege het geluid dat die maken als ze terugschieten. Het is een zware machine, door een verhuizer op coke naar binnen getild via de vroegere zijdeur, waar nu een raam zit. Ook na het stemmen blijven sommige tonen valsig. De schoteltjes onder de wielen maken afdrukken in de houten vloer.
Mijn boek ligt op de leuning van de bank. Het is een dik boek. Door vermoeidheid moest ik stoppen met lezen en heb ik het dichtgeslagen en het licht uit gedaan en ben gaan liggen. Het is een mooi boek, wát een verhaal. Het verhaal van het leven van één persoon, goed geschreven, is het soort verhaal dat mij boeit. Maar zelf wil ik iets heel anders schrijven. Waarom? Ik lees graag, om al het andere uit te stellen.

Reacties

  1. En ik lees dit graag (maar niet om iets uit te stellen)!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Een andere kijk op ons hofje! Knap be/geschreven!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt. Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan. Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materië

De postbode

Suizend en rammelend sjezen over een smal zandpaadje op een “delivery bike”: een loodzwaar frame met extra brede wielen en banden en voorop een rek met een bomvol krat en achter zijtassen en op de stevige bagagedrager bovendien een peuter in een ruim bemeten kinderzit die eigenlijk meer weg heeft van een fauteuil. Het paadje loopt af en de snelheid verder op. De bike is fel rood en trilt en stuitert en wordt achterna gezeten door een tweede bestuurd door degene die de weg weet. In de fauteuil heeft de jonge koetsier zich half opgericht in zijn riemen en geeft enthousiast aanwijzingen die vooral neerkomen op “nóg harder!” De protagonist heeft nu geen tijd om zich af te vragen hoe hij in deze situatie terecht is gekomen. Hij wijkt iets uit voor een scheefhangende boom en scheert daarbij langs een struik en daar komt een dwarsverbinding aan: iets wat op een fatsoenlijk fietspad lijkt - “Links!” roept zijn achtervolgster - hij ontwijkt nog wat hoge brandnetels, rakelings langs een kei en