Doorgaan naar hoofdcontent

Lucifer

Het is “Lucifer des oordeels” wat er in hem opkomt. Hij buigt nog wat meer naar de foto toe zonder zijn voeten te verplaatsen. Alsof er dan meer aan te zien is. Een deels afgebrande lucifer met vrouwelijke vormen erboven. Een donkere achtergrond. Hij bukt een beetje terwijl hij zijn wijnglas zorgvuldig recht probeert te houden. Het hout van de lucifer is bijzonder gedetailleerd. De vrouw is wazig en losjes aangegeven. Hij richt zich weer op, zich minder bewust van zijn eigen lichaam dan van dat op de foto. Het wervelt als een wilde vlam boven de verbrande kop van de lucifer, het lijkt of het licht geeft. Het laatste oordeel, de vrouw is Eva. Hij neemt een slok wijn uit zijn glas. Zijn boord kriebelt, hij schuurt er even mee langs zijn nek, houdt zijn hoofd scheef, zet een stapje achteruit en stoot tegen iemands schouder. “Sorry,” mompelt hij en beweegt naar het volgende kunstwerk, nippend aan zijn wijn. Als er nog eens zo’n dienblad met hapjes voorbij wilde komen… Nooit met honger naar een vernissage gaan.

Maar de Lucifer laat hem niet los. De gevallen aartsengel. Niet meer of minder zondig dan Eva. De mensheid als geheel draagt de last van de zondeval. Het scherpe hout en de flakkerende beweging. Hij hoort brallerig lachen achterin de ruimte. Hij zou zelf ook wel meer kunnen netwerken, daar is hij hier eigenlijk voor, praten over zijn klussen, zichzelf over het voetlicht brengen. Niet om een mal kunstwerk aan te schaffen voor veel te veel geld in een, waarschijnlijk, laten we wel wezen, dronken bui.

Hij kijkt om zich heen: is dit nou zijn sociale kring? Hij steunt op een statafel waar hij zijn inmiddels vrijwel lege glas op zet. Uitgedoste lichamen met hoedjes en parelkettingen, zorgvuldig gecoiffeerde baarden, Italiaanse schoenen, die ’s avonds in een galerie staan waar het buiten donker is als in de harten en binnen een kalme gloed overal overheen ligt als een maagdelijke sneeuwdeken die kapotgevroren wegen bedekt en gruwelijke door onderkoeling omgekomen bedelaars.

Hij grijpt een gevuld wijnglas van een dienblad dat voorbij zoeft en neemt meteen een teug. Die foto, Lucifer… Een nieuw lachsalvo galmt door de galerie, mannen die elkaar zaken toespelen en vertier zoeken tegen hun ijskoude vrouwen maar voor zijn geest ziet hij alleen nog Lucifer. Hij loopt naar het groepje achter in de zithoek en herkent Bram, zijn oude makelaar.

“Jij ook hier!” roept hij joviaal, waarna hij zijn wijnglas te hard op een richel zet. Een verschrikte Bram probeert zich met zijn handen op de leuningen vlug uit zijn stoel omhoog te duwen. De rest van het groepje staart hem bevroren aan. Het wijnglas wankelt. Hij zet een forse stap vooruit voor een gemaakt broederlijke omhelzing richting Bram. Halverwege in beweging met zijn armen wijd valt het wijnglas van de richel en versplintert op de grond. Het zware lichaam van Bram staat nog niet helemaal rechtop waardoor de omhelzing mist en het een ongemakkelijke klap op de schouder wordt terwijl een serveerster toesnelt en naar de scherven op het visgraatparket bukt. De man links zijn gelaat is midden in een zin versteend, een klontje speeksel glinstert in zijn mondhoek. Even gebeurt er niets, dan ploft Bram met een zucht in zijn stoel terug. De versteende man schiet uit zijn houding en hervat zijn zin. De rest van het groepje kijkt langs hem heen zogenaamd luisterend naar elkaar totdat hij zich heeft omgedraaid en een pas buiten de kring zet richting Lucifer, druk om zich heen kijkend op zoek naar de galeriehouder. Eline zal hem thuis wel weer uitfoeteren.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt. Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan. Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materië

Het hofje

Op de hoek staat een scheve lantaarnpaal. Ertegenover in het halfdonker staat een aftandse auto met vier wielen op de stoep. Uit het kiertje van het raam van de bestuurder wolkt zo nu en dan de rook van een joint. Je ruikt het ook in de omgeving. Het vermengt met de geur van een vuurtje in iemands tuin. De man in de auto heeft onlangs zijn paardenstaart afgeknipt. Hij heeft nu een vrouw en een kind in één van deze huizen wonen. Een kat zit te schijten in het onkruid bij de zwarte Volvo met lekke band. Verderop vechten twee andere katten iets uit. Eentje heeft nog maar één oog, op de plek van het andere loopt een groot litteken tot aan zijn oor. Hij grijpt met beide voorklauwen de kop van zijn tegenstander beet, als een omhelzing. Die rukt zich los draait om en rent weg. Een gezette man in een vies hemd kijkt toe vanuit zijn slaapkamer, krabt aan zijn ballen en trekt het rolgordijn weer omlaag. Het hoekhuis met de grootste tuin, daar hangt de schutting scheef over de hele lengte. Er z

De postbode

Suizend en rammelend sjezen over een smal zandpaadje op een “delivery bike”: een loodzwaar frame met extra brede wielen en banden en voorop een rek met een bomvol krat en achter zijtassen en op de stevige bagagedrager bovendien een peuter in een ruim bemeten kinderzit die eigenlijk meer weg heeft van een fauteuil. Het paadje loopt af en de snelheid verder op. De bike is fel rood en trilt en stuitert en wordt achterna gezeten door een tweede bestuurd door degene die de weg weet. In de fauteuil heeft de jonge koetsier zich half opgericht in zijn riemen en geeft enthousiast aanwijzingen die vooral neerkomen op “nóg harder!” De protagonist heeft nu geen tijd om zich af te vragen hoe hij in deze situatie terecht is gekomen. Hij wijkt iets uit voor een scheefhangende boom en scheert daarbij langs een struik en daar komt een dwarsverbinding aan: iets wat op een fatsoenlijk fietspad lijkt - “Links!” roept zijn achtervolgster - hij ontwijkt nog wat hoge brandnetels, rakelings langs een kei en