Doorgaan naar hoofdcontent

Kist

Ze zit op de kist. Hoe lang al weet ze eigenlijk niet. De kist is heel hard, nu heeft ze een kont als op een kerkbank. Geplet en stram en pijnlijk. De zaal is leeg en een beetje koud. Door de smalle gebrandschilderde ramen valt geen licht, het zal wel nacht zijn ofzo.

Waarom was ze de laatste tijd zo negatief geweest? Bij het tellen van haar zegeningen komt ze boven de tien. Allemaal redenen om niet voor je uit te hoeven somberen op een harde kist. Een koude rilling gaat door haar heen. Ze beweegt haar dijen omhoog, buigt haar knieën en duwt haar voeten met haar hand onder zich, waardoor ze scheef komt te zitten. Haar enkels doen pijn aan de kist en de nieuwe houding is bovendien zeer ongemakkelijk. Ze geeft op en laat haar benen weer bungelen.

Met Clark was het anders wel feest geweest, dat neemt niemand haar meer af. Soms kan je het ook niet helpen en leef je in een cliché. De fotograaf schoot de campagne met een Leica meetzoeker in plaats van met zo'n grote camera die andere fotografen gebruikten. Kort vlassig baardje, krullenkop, donkere ogen, zeer hoekige kaaklijn. Een lange man, niet zo breed. Terwijl hij zwierig de camera hanteerde en aanwijzingen gaf zag je meer zijn pezen dan zijn spieren terwijl het strakke t-shirt zijn functionele lichaam benadrukte.

Een gevolg van zijn werkwijze was dat de afstand tussen model, zij, en fotograaf, hij, nog kleiner was dan gebruikelijk. Hij raakte haar vaak aan, een trilling rimpelde dan door haar hele lichaam. Door op de juiste momenten aanwezig te zijn, herinnering aan een afterparty waar ze twee dagen van moest herstellen, wond ze hem om haar ringvinger. Zo ontraditioneel als Clark wilde zijn, de bruiloft kwam er, al was het voor hem zeker ook een excuus om het feest van het decennium te geven.

Je denkt dat het goed zit, heel lang. Geld als water. Verhuizen naar New York. Je raakt het gewoon in de spotlights te staan en Clark zijn eigenzinnige stijl, die hij blijkbaar had of in ieder geval naar buiten toe kon faken, maakte hem, en dus haar, veelgevraagd. Dat kan je lang volhouden. Want de levensstijl belet je ergens bij stil te staan. De verveling hakt er soms keihard in: een meubelmaker die zijn vlijmscherpe beitel met dreunende hamerslagen door je schedel drijft, maar je schudt hem van je af. In je loft kun je altijd genoeg mensen verzamelen om te vergeten dat je leven langer duurt dan dat moment en met de juiste soundtrack en opbeurende middelen ben je eindelijk echt gelukkig, niets dan dat moment doet er immers meer toe en als je zou willen kun je uit het raam klimmen en een avontuur tegemoet gaan of je lichaam ontladen bij een willekeurige supermooie man of wegdromen met je ogen open op de bank en dansen, dansen, dansen zonder kleren op het dikke tapijt en vallen tegen andere mooie mensen en zo vier je de schoonheid en het moment.

En de vettige roet die als een schaduw boven je langzaam aan het zakken is weer je af met wilde gebaren van je handen in de lucht en verre reizen. Je zit op de rug van een sjokkende olifant, achterin een pijlsnelle speedboot, je wordt gefotografeerd op daken van illustere wolkenkrabbers en bijna nooit denk je eraan om gillend naar de rand te rennen en te springen om bij elke verdieping "tot hier gaat het goed" te roepen.

Maar Clark moest altijd interessant zijn, en zij moest altijd mooi zijn. Na een paar jaar bleek de relatie die ze daarop gebouwd hadden alleen maar daaruit te bestaan. Clark kon verder met jongere modellen. Zij bleef over, verhuisde naar het platteland van Schotland.

Waarom ziet ze nu niet wat het is: gouden jaren in je jeugd en tomeloze energie en je hebt dingen meegemaakt waar anderen alleen van dromen en daarna, precies toen het teveel werd of misschien wel de activiteit zelf tot verveling was verschrompeld, afscheid van het wereldje en de mogelijkheid voor een heel nieuw tweede leven. Ze was toch sterk en bekwaam en nog steeds een mooie vrouw? En al die ervaringen maakten toch een zelfstandig karakter? Na een korte periode van verdriet en verlorenheid kon ze toch de hele wereld aan? Ze had een uitgebreid netwerk, ze kon weer banden smeden met haar familie.

Het begint voorzichtig licht te worden. De voorstellingen in de gebrandschilderde ramen worden zichtbaar. Hoe laat zou het zijn? Met haar handpalmen zet ze zich af en schuift even heen en weer. Haar achterwerk lijkt gevoelloos te worden. De kist voelt minder hard en minder koud aan.

En toen schreef ze een boek. Eerst woorden en zinnen om haar gedachten te ordenen. Om weer alles dat uit elkaar gespat was en verdoezeld af te stoffen, te lijmen, te rangschikken en tentoon te stellen aan haar eigen geest. Voor de helderheid, in een poging scherp te stellen. Maar al snel natuurlijk: daar kan een voormalig beroemd model geld mee verdienen. Zoveel ervaringen die geen inherente waarde hebben maar wel interessant gevonden worden omdat ze zeldzaam lijken, omdat ze onderdeel zijn van wensdromen van velen. Een redacteur kwam haar helpen. Autobiografie. Beroemde namen. Clark natuurlijk, foto's. Het leven startte weer op. De redacteur, een nette intellectueel met een onuitputtelijke voorraad kromme pijpen, de levenspartner waarop ze steunde en die op haar steunde. Het boek een instant succes. Nog jaren werken aan een tweede boek, lange wandelingen door ruige landschappen, praten, gevoelens, plannen smeden. Je kunt je helemaal verliezen in stabiliteit. Liggend op een zonwarme rotsbodem in stilte geborgen. Wijds de glooiende leegte die je omringt.

Maar wil je het grijpen, dan zal het in het niets verdwijnen. Het boek kwam niet, er was niet genoeg materiaal en de redacteur ging vervelen. De landschappen werden saai en in de winter was de sneeuw valer dan vroeger. Huilen onder de dekens met opgetrokken knieën en je armen om je benen en je kunt de houtkachel nog zover opstoken, de kou uit je eigen botten ontvlucht je niet. Overdag ingehaald door de zwerm zwarte vogels die ruisend bezit van je persoonlijke ruimte neemt.

Vroeg zonlicht valt naar binnen en schildert lange bonte strepen door de zaal. Ze merkt niet meer dat ze op een houten kist zit. Om haar heen wordt een zee van bloemen in alle kleuren zichtbaar. Terugkijkend: het is toch absurd dat dat tweede leven niet slaagde. Ze had een heel ander boek kunnen schrijven, kunnen gaan schilderen, beeldhouwen, paarden fokken, aan haar relatie met de redacteur werken. Waarom was ze er zo duister onder geworden en liet ze alles weer verwelken? Achteraf gezien lijkt haar dat niet de juiste manier. Toen misschien ook niet, maar ze wist niet anders dan terug in haar schulp te kruipen en alle uitgestoken handen af te hakken.

Ze vertrok naar Hollywood. Op basis van haar boek en met hulp van wat haar restte van haar netwerk zou ze toch een film of een rol in een film kunnen krijgen misschien en sowieso was daar zon en feesten en dat zou de somberheid wel verjagen. Ze kocht in een buitenwijk een bungalow die haar thuis werd. Ze begon een scenario te schrijven, gebaseerd op haar leven, haar boek. Maar wat zou de twist worden, en wat de human interest. Ondertussen een paar kleine rolletjes in series, in een B-film waar ze uiteindelijk uitgeknipt bleek te zijn. Een geniale schrijver kwam bij haar over de vloer, hij hielp en inspireerde haar maar het scenario bleef hol, na drie jaar was er nog niets. Ze kon een strandtas pakken met zonnebrand, een modieuze zonnebril, een grote hoed en een thriller om te lezen in de warme zomerbries maar haar badpakken zaten niet meer zo goed als vroeger en wat deed ze in vredesnaam, lezend op het strand. Tijdverdrijf. Wachten op het moment dat alles zou ophouden.

Waarom kwam het scenario niet? Waar bleven de grote rollen? Liet ze niet genoeg zien hoe goed ze kon acteren? Kón ze eigenlijk niet acteren? Was het normaal dat de gesprekken op feesten zo aan de oppervlakte van een opgeklopt bestaan bleven steken? Moest iederéén steeds meer dure drugs gebruiken om harder te kunnen rennen om de achtervolgende lawine van gitzwarte rotsblokken voor te blijven? Het donderend geraas was voortdurend aanwezig, als een onweersbui een paar kilometer verderop. Soms dichterbij. En als ze in de stilte ging zitten verzuimde de lawine haar op te slokken, maar lanceerde stenen vlak om haar heen, die haar schampten en ze bloedde een beetje maar het raakte haar nooit vol.

Nog meer jaren en ze had affaires met mannen die haar niets deden of haar hart dreigden te breken en die haar niet hielpen met verheldering. De muren werden zo hoog en het kloppen en stromen zo traag. Schoppen en slaan of met een fles whisky aan de mond een bergweg afsuizen in de sportwagen, snuiven en feesten midden in de nacht, met twee mannen op het strand het ochtendgloren bereiken, allemaal om maar iets te voelen, verbinding met iets of iemand of haarzelf te krijgen maar het baatte niet. Als een furie in haar oudere lichaam tollen met lange haren wapperend, door een ruit vallen in de villa van een vriend en al jaren had ze niets meer geschreven of gedaan. Het litteken in haar gezicht van het glas verzorgen, dat zou nooit meer terug veranderen naar zachte huid en lieflijkheid in haar aanblik.

Soms schreeuwde ze en klampte ze zich vast maar het was nooit om háár dat het ging alleen om wat men dacht van haar en zo werd ze steeds meer gemeden want ook: ze had niets meer om mee te pronken, het verleden was te lang geleden. Het heden had haar ingehaald en het was een maanloze nacht.

Ze werd wakker op de bank, de avond was gevallen. Ze pakte een feestjurk in haar rolkoffer, de make-up tas, fijn ondergoed, hoge hakken, haar favoriete verzorgingsproducten, en liep naar buiten. Ze draaide de voordeur op slot, liep in het schijnsel van de buitenverlichting naar de garage en opende de elektrische deur van een afstandje. Haar volbloed sportwagen stond al te wachten. Ze plaatste haar bagage in de kofferbak, nam plaats achter het stuur en bracht het monster met een druk op de knop tot leven. Het brulde, licht kierde alle kanten op. Plankgas en ze sprongen weg over de oprijlaan het asfalt op, met een wilde slinger hield ze hem op de weg. Roekeloos snel door suburbia de stad in, tussen het verkeer door laveerde ze naar het vijfsterren hotel dat ze al langer op het oog had. Luxe, een superhoog gebouw met peperdure suites bovenin met zijden lakens op een gigantisch bed en uitzicht door de glazen puien over het meters brede balkon naar de grote stad. Voor de ingang stopte ze en gooide de sleutels met een boogje naar een medewerker. Ze checkte in, de suites zijn zelden allemaal bezet. Met de lift naar boven, de jongen toonde haar de suite en plaatste haar bagage op het bed, ze gaf hem briefgeld, met een buiging verliet hij de ruimte. Ze draaide zich om en liep meteen naar de tafel om de fles champagne uit de ijsemmer te pakken, te ontkurken en er een flinke teug uit te nemen. De fles voelde koud aan, de hals vertrouwd, ze nam nog een teug en genoot van de koele tinteling.

Naar de badkamer, alles uit en onder de douche, met de fles champagne. Nog een teug, en nog een flinke. Ze droogde zich af met de dikke badhanddoek, die ze daarna in een hoek gooide. Nog een slok champagne en met de fles in de hand over het wollen tapijt naar het bed gelopen, halverwege de fles op tafel achterlatend. Ze opende de koffer en trok aan wat ze had meegenomen, de hakken het laatst. Ze schonk de champagne uit in één van de twee glazen die naast de ijsemmer stonden en nam dat mee naar de badkamer. Zorgvuldig maakte ze zich op voor de spiegel. Na de laatste slok uit het glas maakte ze haar toilet af met lippenstift.

Ze draaide zich om en liep de badkamer uit zonder het licht te doven. Recht door de slaapkamer naar de schuifpui die ze ontgrendelde en open schoof. De avondlucht woei naar binnen, omringde haar met geluiden van ver weg, verkeer, een sirene. Ze stak het balkon over en klom vrij soepel over de rand. Het gebouw was heel erg hoog, het ging heel erg lang goed.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt. Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan. Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materië

Het hofje

Op de hoek staat een scheve lantaarnpaal. Ertegenover in het halfdonker staat een aftandse auto met vier wielen op de stoep. Uit het kiertje van het raam van de bestuurder wolkt zo nu en dan de rook van een joint. Je ruikt het ook in de omgeving. Het vermengt met de geur van een vuurtje in iemands tuin. De man in de auto heeft onlangs zijn paardenstaart afgeknipt. Hij heeft nu een vrouw en een kind in één van deze huizen wonen. Een kat zit te schijten in het onkruid bij de zwarte Volvo met lekke band. Verderop vechten twee andere katten iets uit. Eentje heeft nog maar één oog, op de plek van het andere loopt een groot litteken tot aan zijn oor. Hij grijpt met beide voorklauwen de kop van zijn tegenstander beet, als een omhelzing. Die rukt zich los draait om en rent weg. Een gezette man in een vies hemd kijkt toe vanuit zijn slaapkamer, krabt aan zijn ballen en trekt het rolgordijn weer omlaag. Het hoekhuis met de grootste tuin, daar hangt de schutting scheef over de hele lengte. Er z

De postbode

Suizend en rammelend sjezen over een smal zandpaadje op een “delivery bike”: een loodzwaar frame met extra brede wielen en banden en voorop een rek met een bomvol krat en achter zijtassen en op de stevige bagagedrager bovendien een peuter in een ruim bemeten kinderzit die eigenlijk meer weg heeft van een fauteuil. Het paadje loopt af en de snelheid verder op. De bike is fel rood en trilt en stuitert en wordt achterna gezeten door een tweede bestuurd door degene die de weg weet. In de fauteuil heeft de jonge koetsier zich half opgericht in zijn riemen en geeft enthousiast aanwijzingen die vooral neerkomen op “nóg harder!” De protagonist heeft nu geen tijd om zich af te vragen hoe hij in deze situatie terecht is gekomen. Hij wijkt iets uit voor een scheefhangende boom en scheert daarbij langs een struik en daar komt een dwarsverbinding aan: iets wat op een fatsoenlijk fietspad lijkt - “Links!” roept zijn achtervolgster - hij ontwijkt nog wat hoge brandnetels, rakelings langs een kei en