Het is de grootste boom, rechts achterin de hoek van de boomgaard. Hij staat vlak naast de bakstenen tuinmuur in het gras, je loopt erheen over een recht paadje met kiezelstenen, dat vlak voor de boom linksaf gaat en verderop weer linksaf terug richting het huis. Een brede stam met ruwe grijzige bast en dikke takken die laag beginnen, maken het makkelijk om tot bovenin te klimmen. Dit is de enige walnotenboom, daar gegroeid alsof er toevallig een walnoot gevallen was. Verder staan er wormstekige appel- en perenboompjes in het gelid, aan weerszijden van de kiezelpaadjes. Vanuit de kruin heb je zicht over de muur heen op het naastgelegen schoolplein en sportveldje waar Franse kinderen spelen.
De kinderen zien ons en beginnen te roepen. Mijn zus en ik
verstaan er geen bal van, wij zijn net uit Nederland gekomen en na een korte
verkenning van het huis en de tuin bovenin deze boom geklommen. Daar voelen wij
ons veilig, zo hoog en binnen de tuinmuur. De kinderen roepen losse kreten, het
zullen wel scheldwoorden zijn. Wij beantwoorden de kannonade uit volle borst
met wat onze opvoeding ons aan scheldwoorden gelaten heeft. “Sukkel!” “Ei!”
“Heks!”
Na een tijdje is het vuur er wel uit, een jongetje raapt zijn
voetbal op en vertrekt. Niemand schreeuwt nog. Wij houden stand op de takken
terwijl de kinderen één voor één van het veldje af slenteren. De laatste roept
nog, vlak voordat ie om de hoek uit het zicht verdwijnt, met overslaande stem
achterom: HEPS!
Reacties
Een reactie posten