Doorgaan naar hoofdcontent

Eerste contact



Het is de grootste boom, rechts achterin de hoek van de boomgaard. Hij staat vlak naast de bakstenen tuinmuur in het gras, je loopt erheen over een recht paadje met kiezelstenen, dat vlak voor de boom linksaf gaat en verderop weer linksaf terug richting het huis. Een brede stam met ruwe grijzige bast en dikke takken die laag beginnen, maken het makkelijk om tot bovenin te klimmen. Dit is de enige walnotenboom, daar gegroeid alsof er toevallig een walnoot gevallen was. Verder staan er wormstekige appel- en perenboompjes in het gelid, aan weerszijden van de kiezelpaadjes. Vanuit de kruin heb je zicht over de muur heen op het naastgelegen schoolplein en sportveldje waar Franse kinderen spelen.
De kinderen zien ons en beginnen te roepen. Mijn zus en ik verstaan er geen bal van, wij zijn net uit Nederland gekomen en na een korte verkenning van het huis en de tuin bovenin deze boom geklommen. Daar voelen wij ons veilig, zo hoog en binnen de tuinmuur. De kinderen roepen losse kreten, het zullen wel scheldwoorden zijn. Wij beantwoorden de kannonade uit volle borst met wat onze opvoeding ons aan scheldwoorden gelaten heeft. “Sukkel!” “Ei!” “Heks!”
Na een tijdje is het vuur er wel uit, een jongetje raapt zijn voetbal op en vertrekt. Niemand schreeuwt nog. Wij houden stand op de takken terwijl de kinderen één voor één van het veldje af slenteren. De laatste roept nog, vlak voordat ie om de hoek uit het zicht verdwijnt, met overslaande stem achterom: HEPS!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kerstverhaaltje

Ik zal de wereld vrede brengen. Die profetie is mijn bestaansrecht en mijn motivatie. Mijn plan is: laat de rede overwinnen. Met niet te weerleggen argumentatie zal ik volkeren tot elkaar brengen en vertrouwen herstellen, de mensheid tot één verlicht geheel smeden. Geholpen door het gelukkige gesternte waaronder ik geboren ben en dat mij op dit gebied onfeilbaar maakt. Wanneer mensen in het klein en volkeren in het groot eindelijk begrijpen dat het kwaad dat ze aanrichten vroeg of laat als een boemerang terugkomt, waardoor hun plan vanaf het begin tot mislukken gedoemd is, zullen mijn woorden in vruchtbare aarde vallen. De mensheid is er rijp voor. Waar wachten we nog op? Mijn heerschappij zal zonder onrecht tot stand komen, ik zal veroveren zonder oorlog. Vrijwillig kiest iedereen, kiezen alle volken, dezelfde kant, mijn kant, om zo eensgezind voort te bestaan. Door iedereen minstens voldoende uit te keren uit de bronnen der aarde en af te rekenen met het waandenkbeeld dat materië

Het hofje

Op de hoek staat een scheve lantaarnpaal. Ertegenover in het halfdonker staat een aftandse auto met vier wielen op de stoep. Uit het kiertje van het raam van de bestuurder wolkt zo nu en dan de rook van een joint. Je ruikt het ook in de omgeving. Het vermengt met de geur van een vuurtje in iemands tuin. De man in de auto heeft onlangs zijn paardenstaart afgeknipt. Hij heeft nu een vrouw en een kind in één van deze huizen wonen. Een kat zit te schijten in het onkruid bij de zwarte Volvo met lekke band. Verderop vechten twee andere katten iets uit. Eentje heeft nog maar één oog, op de plek van het andere loopt een groot litteken tot aan zijn oor. Hij grijpt met beide voorklauwen de kop van zijn tegenstander beet, als een omhelzing. Die rukt zich los draait om en rent weg. Een gezette man in een vies hemd kijkt toe vanuit zijn slaapkamer, krabt aan zijn ballen en trekt het rolgordijn weer omlaag. Het hoekhuis met de grootste tuin, daar hangt de schutting scheef over de hele lengte. Er z

De postbode

Suizend en rammelend sjezen over een smal zandpaadje op een “delivery bike”: een loodzwaar frame met extra brede wielen en banden en voorop een rek met een bomvol krat en achter zijtassen en op de stevige bagagedrager bovendien een peuter in een ruim bemeten kinderzit die eigenlijk meer weg heeft van een fauteuil. Het paadje loopt af en de snelheid verder op. De bike is fel rood en trilt en stuitert en wordt achterna gezeten door een tweede bestuurd door degene die de weg weet. In de fauteuil heeft de jonge koetsier zich half opgericht in zijn riemen en geeft enthousiast aanwijzingen die vooral neerkomen op “nóg harder!” De protagonist heeft nu geen tijd om zich af te vragen hoe hij in deze situatie terecht is gekomen. Hij wijkt iets uit voor een scheefhangende boom en scheert daarbij langs een struik en daar komt een dwarsverbinding aan: iets wat op een fatsoenlijk fietspad lijkt - “Links!” roept zijn achtervolgster - hij ontwijkt nog wat hoge brandnetels, rakelings langs een kei en