Het zweten staat me nader dan het lachen. Drommen mensen dringen naar de balie van de garderobe. Ik moet nu weg maar mijn jas is nog daar. De jas die ik zelf van Charles’ dode lichaam heb gepulkt en die mij al vijf winters warm houdt. Waarom moest ik ’m dan ook zo nodig afgeven toen ik vanochtend het theater was binnengeslopen. Vanwege het bordje ‘garderobe gratis’ soms? De mensenmassa deint en ik schommel als een bootje mee. Wanneer ik een beetje met de stroom mee beweeg komt het vast goed. Ik houd het papiertje in mijn hand: nummer 1. Niet dringen mensen! Een dame botst tegen mij aan. Ik verlies mijn evenwicht. Een kerel pakt mij bij mijn schouder. In zijn bleke gezicht beweegt de mond vlak bij mijn neus. Uit mijn rechter ooghoek zie ik een grote haardos dichterbij komen, ik hef mijn armen op ter bescherming en raak daarbij allemaal lichamen. Meer bleke gezichten en vooral ook meer armen. Alsof ik er wel zes heb. Terwijl het tapijt onder mij door glijdt verdwijnt iedereen in de ver
Joeri van Veen schrijft
Korte verhalen en omtrekkende bewegingen rond een boek van Joeri van Veen.