Fredo, zijden sjaal, dikke winterjas, belt aan bij het huis van zijn oude vriend Wim. In het licht van de buitenlamp ziet hij de fruitboom ingepakt in een vuilniszak, het voortuintje is winterklaar. Het is iets voor achten, de middagborrel begint uitgewerkt te raken. Hij durfde met de auto te gaan, al kan hij zich weinig meer van het ritje herinneren. Hij bekijkt het etiket van de fles wijn die hij thuis uit het rek gegrist heeft. Een veel te goede chateau waar Wim geen smaak voor heeft. De deur gaat open. ‘Fredo!’ roept Tamara, ‘kom binnen!’ Fredo stapt over de drempel en houdt de fles naar voren. ‘Wim is er niet,’ zegt Tamara terwijl ze met de wijn naar de keuken loopt. Fredo stopt halverwege het uittrekken van zijn jas. Hoezo is Wim er niet. Nou ja, misschien maakt dat zijn missie deze avond juist wel makkelijker. Tenzij Wim een ander plannetje heeft. Daar moet hij eerst achter komen. Hij maakt zijn beweging af, hangt zijn jas op en ploft op de bank in de woonkamer. De plop va
Korte verhalen en omtrekkende bewegingen rond een boek van Joeri van Veen.